Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-02-2006

Zwavelbemesting van graszaad Engels raaigras

Bij graszaadgewassen, met name voor de percelen die voor een tweede of latere zaadoogst worden aangehouden, bestaat de indruk dat mogelijk als gevolg van zwavelgebrek de begingroei in het voorjaar traag op gang komt. Omdat in Noord-Nederland de grootste effecten zijn te verwachten, zijn in opdracht van het Hoofdproductschap Akkerbouw als eerste verkenning op een lichte zavelgrond op een 1e en een 2e-jaars perceel proeven aangelegd.

Op lichte zavelgronden met een laag S-leverend vermogen (<5) in Noord-Nederland en een geschatte S-aanvoer van ca. 30 kg S/ha had een S-gift een positief effect op de zaadopbrengst. Bij een S-aanvoer (berekend volgens systeem Blgg) vanaf 40 kg S/ha werd in geen van de proeven nog een duidelijke reactie op S-bemesting gevonden. Bij een lagere S-aanvoer is een zwavelbemesting van 10-20 kg S/ha aan te bevelen.

Onderzoek

In samenwerking met proefboerderij Kollumerwaard zijn in het voorjaar van 2004, 2005 en 2006 in totaal zes proeven aangelegd op eerste- en tweedejaars praktijkpercelen in Noord-Nederland. De stikstofgift is voor alle objecten gelijk gehouden. De hoeveelheid stikstof en zwavel is in maart éénmalig keer gegeven door kalkammonsalpeter en ammoniumsulfaatsalpeter in verschillende verhoudingen te mengen (zie tabel 1).

Tabel 1. Karakterisering zwavelproeven Engels raaigras.
Proef1e- of 2e-jaarsS-leverend vermogen (kg S/ha)S-aanvoer1 (kg S/ha)S-gift (kg S/ha)
S0S1S2S3
4-11e-jaars5330183672
4-22e-jaars4320224386
5-11e-jaars1341091836
5-22e-jaars12400112243
6-11e-jaars4320122447
6-22e-jaars21490132754

1: Optelsom van SLV + capillaire opstijging+ depositie (volgens advies Blgg)

Het S-leverend vermogen geeft de hoeveelheid zwavel weer die gedurende het groeiseizoen door mineralisatie vrijkomt. Daarnaast krijgt het gewas ook zwavel aangevoerd via depositie en grondwater (capillaire opstijging). De depositie is in Noord-Nederland gezakt onder de 10 kg S/ha. De S-aanvoer geeft de inschatting van het totaal van de drie aanvoerposten weer. Naast de opname door het gewas kan het element vooral op lichte gronden ook uitspoelen.

Afbeelding 1. Uitzetten van halmveldjes voor de bepaling van de drogestofproductie en N- en S-opname.

Resultaten en discussie

Effect van zwavelbemesting

Het effect van een zwavelbemesting was bij de proeven met een lage S-aanvoer van ca. 30 kg S/ha goed te zien aan het gewas. Binnen een maand na de toediening bleef het gewas zonder S-bemesting achter in ontwikkeling. In de meeste proeven was er in juni geen verschil meer waarneembaar tussen de objecten zonder en met zwavelbemesting. In de proeven van 2004 (4-1 en 4-2) bleven de verschillen tussen de S0 en de andere objecten tot bij de oogst in stand en was zichtbaar in zowel een minder ontwikkeld gewas, een lichtere kleur groen, een lagere grondbedekking als minder legering.
Gemiddelde over de proeven bleef de zaadopbrengst van de S0-objecten achter bij de objecten met zwavelbemesting (tabel 2).

Tabel 2. Zaadopbrengsten per proef.
ProefS-aanvoer (kg S/ha)S-gift (kg S/ha)
S0S1S2S3
4-1331.5801.8001.7801.820
4-2321.2201.3201.3401.300
5-1411.1251.1801.2001.100
5-2401.1651.1401.1951.170
6-1321.7501.7901.7401.830
6-2491.9601.9302.0952.000
Gemiddeld1.4701.5351.5601.545

Tussen de aangebrachte niveau’s (S1, S2 en S4) van zwavelbemesting waren weinig verschillen te zien.
In de proeven van 2004 (proeven 4-1 en 4-2) was de zaadopbrengst van het object zonder zwavelbemesting ca. 200 en 100 kg per ha lager in respectievelijk de 1e-jaars- en de 2e-jaarsproef. In de in 2005 geoogste proeven (5-1 en 5-2) is er geen significant effect van zwavelbemesting op de zaadopbrengst aangetoond. Wel gaf de S2 met een S-gift van ca. 20 kg per ha hogere opbrengsten. In 2006 bleef in de 1e-jaarsproef het object zonder zwavelbemesting wat achter in opbrengst t.o.v. de S1, maar had de S2 een vergelijkbare opbrengst als de S0. In de 2e-jaarsproef werd door het object S2 de hoogste zaadopbrengst bereikt. De verschillen waren echter niet significant. Alleen in de proef 4-1 was de zaadopbrengst van het object S0 significant lager. In deze proef gaf een gift van 20 kg S/ha een significante opbrengstverhoging. Wellicht was deze meeropbrengst ook al bereikt bij een gift van b.v. 10 kg S/ha.

Afbeelding 2. Oogst van een graszaadproefveld.

S-advies

In twee van de zes proeven was een S-bemesting zinvol. De berekende S-aanvoer was in die proeven ca 30 kg S per ha. In de andere proeven waren de verschillen klein. Bij een S-aanvoer van 40 kg S/ha is in geen enkele proef een duidelijk effect van S-bemesting aangetoond. Ondanks de slechts geringe meerkosten van zwavelhoudende meststoffen, kan gesteld worden dat het niveau van 40 kg S per ha als optimale behoefte kan worden aangemerkt.
Indien een bodemanalyse een lagere S-aanvoer aangeeft, is het aan te bevelen met een S-bemesting de beschikbare hoeveelheid zwavel aan te vullen.

S- en N-opname

De zwavelopname van het gewas (zaad+hooi) van de objecten waar voldoende zwavel beschikbaar was bedroeg ongeveer 15 kg S/ha. Gemiddeld over de proeven was de bij de eindoogst gemeten hoeveelheid zwavel al in vlagbladstadium in het gewas aanwezig. Ook voor stikstof was dit vastgesteld. Het lijkt dus van belang dat de benodigde hoeveelheid stikstof en zwavel al vroeg in het groeiseizoen beschikbaar is. Het aanbod van zwavel lijkt niet bepalend te zijn voor de stikstofopname. De objecten met een zwaveltekort hadden dezelfde N-opname als de andere objecten.

Conclusies

Op basis van het onderzoek zijn de volgende conclusies te trekken:

  • Zwaveltekort gaf een tragere beginontwikkeling en minder groene bladkleur;
  • Op lichte zavelgronden in Noord-Nederland had in twee van de zes proeven een gift van 10-20 kg S/ha een positief effect op de zaadopbrengst;
  • Bij een S-aanvoer (berekend volgens systeem Blgg) vanaf 40 kg S per ha werd in geen van de proeven nog een duidelijke reactie op S-bemesting gevonden. Bij een lagere S-aanvoer is een zwavelbemesting van 10-20 kg S/ha aan te bevelen;
  • Een tekort aan zwavel had geen invloed op de uiteindelijke N-opname;
  • Bij een voldoende beschikbaarheid van zwavel was de zwavelafvoer met graszaad (zaad+hooi) circa 15 kg S/ha of omgerekend 40 kg SO3.