Publicatie datum: 15-03-2004
Zelfverdraagzaamheid van het aardappelras Bintje in Zuidwest-Nederland
Dit onderzoek had als doel vast te stellen of een lagere frequentie van Bintjeteelt, door afwisseling met andere rassen, leidt tot een beter opbrengstniveau. Hiertoe is in de periode 1998-2001 een proefveld aangelegd op een jonge zeekleigrond op de proefboerderij Westmaas, waarbij vier jaar lang aardappelen zijn geteeld met 5 verschillende rasvolgorden. Deze zijn vergeleken met continu het ras Bintje telen.
Er zijn geen verschillen aangetoond. Er is niet aangetoond dat afwisseling van rassen een positieve invloed heeft op het opbrengstniveau en de kwaliteit van het ras Bintje.
Inleiding
Uit eerder onderzoek naar de optimale stikstofbemesting van consumptieaardappelen in Zuidwest-Nederland is naar voren gekomen dat het probleem van de achterblijvende Bintje-opbrengsten in het zuidwestelijk kleigebied niet alleen kan worden opgelost door een zwaardere N-bemesting. Er waren sterke aanwijzingen dat ook bodemziekten als [INVALID URL] en Colletotrichum coccodes en wellicht ook [INVALID URL] een rol spelen. Ziekten waarvoor Bintje relatief erg vatbaar is en die gestimuleerd kunnen zijn door de intensieve teelt van Bintje gedurende de afgelopen 50 jaar. Daarom is nagegaan of door afwisselend telen van Bintje met andere rassen de opbrengst van Bintje te verbeteren is.
Opzet
Jaarlijks is een veldproef aangelegd op de proefboerderij Westmaas. Op exact hetzelfde proefveld zijn vier rassen – Bintje, Asterix, Agria en Nicola – in verschillende volgorden geteeld. Hierbij is steeds de opbrengst en knolkwaliteit vastgesteld en is ook de aantasting door bodemziekten nagegaan.
Resultaten
Er is niet aangetoond dat afwisseling van rassen een positieve invloed heeft op het opbrengstniveau en de kwaliteit van het ras Bintje.
De bodemziekten Verticillium dahliae, Colletotrichum coccodes, Streptomyces-soorten en [INVALID URL] en verschillende aaltjessoorten waren in de grond aanwezig. Ze zullen de opbrengst in meer of mindere mate negatief beïnvloed hebben. De mate waarin is niet bekend, maar vermoed wordt dat, gezien de mate van voorkomen, Verticillium dahliae hierbij een van de belangrijkste belagers was. De bodemziekten hebben echter niet tot verschillende rasvolgorden geleid.
Conclusie
Bij frequente aardappelteelt leidt een lagere frequentie van Bintje, door afwisseling met andere rassen, niet tot een beter opbrengstniveau van Bintje.