Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-06-2004

Zelfonverdraagzaamheid van het aardappelras Bintje op lössgrond

Dit onderzoek sluit aan bij het onderzoek naar [INVALID URL] en had als doel na te gaan of een lagere frequentie van Bintje binnen een normaal bouwplan met aardappelen, waarbij Bintje wordt afgewisseld door andere aardappelrassen, tot hogere opbrengsten van Bintje en van de andere rassen zou leiden.
Hiertoe is een proefveld aangelegd op lössgrond bij Nuth, waarop jarenlang een 1-op-4-bouwplan met Bintje had gelegen. In 1996 lag Bintje hier voor het laatst. De proef lag hier van 1997 t/m 2001. Om versneld tot resultaten te komen zijn ieder jaar aardappelen geteeld. De objecten waren continu Bintje, Felsina, Nicola en Saturna, een rasafwisseling van Bintje, Felsina, Nicola en Saturna, waarbij ieder ras jaarlijks aanwezig was, en een raswisseling van Bintje en Saturna.

Gemiddeld was de knolopbrengst bij de continuteelten betrouwbaar, 1,7 ton per hectare, lager dan bij afwisseling van de vier rassen. Toch is, omdat aardappelen niet continu maar maximaal eens per drie jaar mogen worden geteeld, geconcludeerd dat afwisseling van rassen niet of nauwelijks een effectieve maatregel is om - ongeacht het ras - de aardappelopbrengst te verhogen.

Inleiding

Op de lössgrond van Zuid-Limburg worden veel aardappelen van het ras Bintje geteeld. De opbrengsten van dit ras vallen tegen in vergelijking met die in andere delen van Nederland. De indruk in de praktijk was dat bij andere rassen de opbrengstverschillen met andere delen van Nederland minder groot zijn. Daarom vroeg men zich af of het door afwisseling van aardappelrassen in bijvoorbeeld een één-op-vier of één-op-drie vruchtwisseling mogelijk is een betere aardappelopbrengst van Bintje te verkrijgen.

Aanpak

In de jaren 1997 t/m 2001 is op een perceel bij Nuth waar jarenlang Bintjes waren geteeld in een 1-op-4-bouwplan een proef aangelegd met 10 objecten in 4-voud. De objecten waren de volgende: continu Bintje, Felsina, Nicola en Saturna, afwisselend Bintje, Felsina, Nicola en Saturna, waarbij ieder jaar ieder ras voorkwam, en afwisselend Bintje en Saturna, waarbij ieder jaar Bintje en Saturna voorkwamen. Steeds zijn de opbrengst, sortering en een aantal kwaliteitskenmerken bepaald en is ook de aantasting door bodemziekten nagegaan.

Resultaten

Gemiddeld was de bruto-knolopbrengst bij de continuteelten betrouwbaar, bijna 2 ton per hectare, lager dan bij afwisseling van de vier rassen. Afzonderlijk per ras was dit alleen bij Nicola betrouwbaar het geval; de bruto-knolopbrengst bij Nicola continu in de periode 1998-2001 was 51,5 ton/ha en in afwisseling 55,0 ton/ha. Van de bodemgebonden ziekten Verticillium dahliae, Colletotricum coccodes en Rhizoctonia solani kwamen hoge aantastingen voor, maar niet duidelijk verschillend, binnen de rassen, in de verschillende objecten. Wel kwam netschurft betrouwbaar vaker voor op het object waar continu Bintje werd geteeld t.o.v. de objecten waar minder vaak Bintje werd geteeld.

Conclusies

Gemiddeld was de knolopbrengst bij de continuteelten betrouwbaar lager dan bij afwisseling van de vier rassen. In bouwplanverband met ééns per drie of ééns per vier jaar aardappelen, in plaats van ieder jaar, zal de ziektedruk echter lager zijn en als gevolg daarvan zullen opbrengstverschillen door afwisseling van rassen niet of nauwelijks meer aantoonbaar zijn ten opzichte van steeds hetzelfde ras telen. Afwisseling van aardappelrassen blijkt dus een niet of nauwelijks effectieve maatregel te zijn om - ongeacht het ras - de aardappelopbrengst te verhogen.