Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 06-05-2008

Wortelverbruining bij suikerbieten

In de suikerbietenteelt op zandgronden is wortelverbruining een verschijnsel dat regelmatig op verschillende percelen voorkomt. Wortelverbruining wordt waarschijnlijk veroorzaakt door een complex van bodemziekten. Op de percelen waar wortelverbruining optreedt, komen naast schimmels als Aphanomyces, Rhizoctonia en diverse Fusariumschimmels ook regelmatig plantparasitaire aaltjes voor. Het is niet bekend wat de primaire oorzaak is van wortelverbruining. Het doel van het onderzoek, dat PPO en IRS in 2003 t/m 2007 hebben uitgevoerd, was om inzicht te krijgen of en in hoeverre aaltjes en schimmels een rol spelen in het wortelverbruiningscomplex.

Op meer dan driekwart van de percelen met wortelverbruiningsverschijnselen werd vastgesteld dat Trichodorus-aaltjes mede verantwoordelijk waren voor de schade. Een te lage pH was in veel gevallen (38%) ook een belangrijke medeveroorzaker van de slechte groei. Daarnaast bleken een slechte structuur van de ondergrond, wortelknobbelaaltjes en Aphanomyces bij te dragen aan de schade.

Onderzoek

In 2003 en 2004 zijn in totaal op 39 percelen in het zuiden en oosten van ons land grond- en gewasmonsters genomen. Het PPO heeft de monsters onderzocht op aaltjes, terwijl het IRS de monsters heeft onderzocht op schimmels. Het PPO heeft ook de pH van de grond laten bepalen, terwijl er daarnaast ook naar de bodemstructuur is gekeken. Van alle percelen is informatie over de voorgeschiedenis van het perceel opgevraagd.

Afbeelding 1. Perceel waarop de groei van suikerbieten pleksgewijs achterblijft.

In 2005 en 2006 heeft het PPO onderzoek uitgevoerd naar de interactie tussen Trichodorus-aaltjes en schimmels. In 2005 werd gewerkt met Paratrichodorus pachydermus en twee Fusarium-schimmels: Fusarium oxysporum en Fusarium culmorum. In 2006 is gewerkt met Trichodorus similis, Fusarium oxysporum en Fusarium acuminatum. Het onderzoek werd uitgevoerd in pottenproeven. Zowel de aaltjes als de schimmels werden in 2 concentraties onderzocht. Daarnaast waren ook de bijbehorende nulobjecten in de proeven opgenomen.

Afbeelding 2. Pot met wegvallende planten door Fusarium-aantasting.

Resultaten en discussie

In figuur 1 zijn de resultaten van de perceelsbemonstering samengevat door per factor aan te geven op welk percentage van de percelen de factor een rol heeft gespeeld. Op de meeste percelen zijn meerdere factoren aan te wijzen. Slechts op 25% van de percelen kon slechts één factor aangewezen worden.

Figuur 1. Overzicht van de factoren die schade hebben veroorzaakt op de bemonsterde suikerbietenpercelen met wortelverbruining.

In de tabellen 1 en 2 staan de resultaten van de pottenproeven van respectievelijk 2005 en 2006, waarin de interactie tussen Trichodoriden en Fusarium is onderzocht. In 2005 trad er een significante interactie op tussen Trichodoriden en Fusarium oxysporum. Het aantal gezonde planten is duidelijk lager in de situatie dat aaltjes en schimmel beide aanwezig zijn. In 2006 waren er wel aanwijzingen dat er interactie optrad, maar dit effect was niet significant.

Tabel 1. Resultaat interactieproef 2005. Fusarium en Paratrichodorus pachydermus (aantal gezonde planten aan het einde van de proef (P < 0,05)).
Aaltjesdichtheid
in aantal per pot
Fusarium dichtheid
in percentage per pot
Aantal gezonde planten
F. culmorum
Aantal gezonde planten
F. oxysporum
009 a9 a
00,59 a6,8 b
05,09 a4,4 c
20009 a9 a
2000,59 a4,2 c
2005,09 a2,8 d
50009 a9 a
5000,59 a3,8 cd
5005,09 a2,8 d
Tabel 2. Resultaat interactieproef 2006. Fusarium en Trichodorus similis (aantal gezonde planten aan het einde van de proef (P < 0,05)).
Aaltjesdichtheid
in aantal per pot
Fusarium dichtheid
in percentage per pot
Aantal gezonde planten
F. acuminatum
Aantal gezonde planten
F. oxysporum
008,8 a8,8 a
00,58,2 a7,6 ab
05,09,0 a7,2 bc
10008,6 a8,6 a
1000,58,6 a6,6 bc
1005,08,8 a7,4 ab
33508,8 a8,8 a
3350,59,0 a6,8 bc
3355,08,8 a6,0 c

Conclusies

Uit het onderzoek naar wortelverbruining konden de volgende conclusies getrokken worden:

  • Op meer dan driekwart van de percelen met wortelverbruiningsverschijnselen werd vastgesteld dat Trichodorus-aaltjes mede verantwoordelijk waren voor de schade;
  • Een te lage pH was in veel gevallen (38%) ook een belangrijke medeveroorzaker van de slechte groei;
  • Een slechte structuur van de ondergrond bleek in ca. 10% van de percelen ook bij te dragen aan de schade;
  • Op een beperkt gedeelte van de percelen (19%) bleken ook wortelknobbelaaltjes bij te dragen aan de schade;
  • Aphanomyces bleek op ruim 20% van de percelen een medeveroorzaker te zijn van de schade;
  • In pottenproeven kon een interactie tussen Trichodoride-aaltjes en Fusarium oxysporum aangetoond worden;
  • Op percelen met verschijnselen van wortelverbruining kan een gedeelte van de schade het gevolg zijn van het feit dat aaltjes de bietenplanten gevoeliger maken voor schimmelaantastingen.