Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 26-11-2008

Waardplantgeschiktheid en schaderelatie van cichorei voor wortellesie-, wortelknobbel- en trichodoride aaltjes

Op de zuidoostelijke en noordoostelijke zandgronden wordt de laatste jaren cichorei geteeld. Op deze gronden komen echter veel percelen voor met een (hoge) besmetting met diverse schadelijke aaltjes. Tot de belangrijkste aaltjes op zandgronden behoren het maïswortelknobbelaaltje (Meloidogyne chitwoodi), het wortellesieaaltje (Pratylenchus penetrans) en het Trichodoride aaltje Paratrichodorus pachydermus. In dit onderzoek is nagegaan wat de waardplantstatus en de schadegevoeligheid van cichorei voor deze aaltjes is.

Op basis van de resultaten van dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat cichorei een matige tot slechte waard is voor de onderzochte aaltjes. Cichorei is een slechte waard voor Meloidogyne chitwoodi en Trichodorus primitivus en een slechte tot matige waard voor P. pachydermus en P. penetrans.
Cichorei is gevoelig voor schade veroorzaakt door P. penetrans. Op matig tot zwaar besmette percelen kan de inulineproductie achter blijven, met een lager saldo als gevolg.

Inleiding

De laatste jaren neemt het areaal cichorei in Nederland toe en wordt ook op de zuidoostelijke en noordoostelijke zandgronden cichorei geteeld. Op deze gronden komen echter veel percelen voor met een (hoge) besmetting met diverse schadelijke aaltjes. Tot de belangrijkste aaltjes op zandgronden behoren verschillende soorten wortelknobbelaaltjes (M. chitwoodi, M. fallax, M. hapla), het wortellesieaaltje (P. penetrans) en verschillende soorten Trichodoriden.
Over aaltjes in cichorei was weinig bekend. Het is belangrijk om de schadegevoeligheid van cichorei voor aaltjes te bepalen. Een schadegevoelig gewas kan in meer of mindere mate schade van de aaltjes ondervinden, waardoor er opbrengstverlies kan ontstaan. Hoe hoger de besmetting van het aaltje, hoe hoger ook het opbrengstverlies bij een schadegevoelig gewas zal zijn. Als een gewas niet schadegevoelig is, zal het aaltje ook bij hoge besmettingen geen opbrengstverlies veroorzaken.
Daarnaast is de waardplantstatus belangrijk, want dat geeft aan in welke mate het gewas aaltjes vermeerdert. Dit is vooral van belang voor het gewas dat geteeld wordt in het jaar na de cichoreiteelt. Als cichorei een hoge besmetting van een aaltje achter laat, is er immers een grote kans dat er daardoor opbrengstverlies ontstaat bij een volgend gewas als dat schadegevoelig is voor dit aaltje. Een goede waardplant vermeerdert het aaltje sterk en laat meestal hoge besmettingen na. Bij een slechte waardplant vermeerdert het aaltje zich slecht en is de besmetting na de teelt veel lager. Als een gewas geen waardplant van een aaltje is, kan dit aaltje zich op dit gewas niet vermeerderen en is het effect hetzelfde als dat er geen gewas was geteeld (zwarte braak).

Afbeelding. Schade door Thrichodoride-aaltjes in cichorei.

Onderzoek

Het PPO onderzocht tussen 2003 en 2007 op zandgronden wat de schadegevoeligheid en waardplantstatus van cichorei is voor het maiswortelknobbelaaltje (Meloidogyne chitwoodi), het wortellesieaaltje (Pratylenchus penetrans) en voor Paratrichodorus pachydermus. Dit laatste aaltje is een trichodoride aaltje dat op zandgrond vaak voorkomt.
In het waardplantonderzoek zijn het oudere ras Orchies en het nieuwere, veel geteelde ras Melci meegenomen. In dit type onderzoek is de besmetting ná de teelt van deze twee cichoreirassen vergeleken met de besmetting na de teelt van een goede waardplant en na zwarte braak. Na zwarte braak is de besmetting meestal (sterk) afgenomen, door de teelt van een goede waardplant neemt de besmetting juist (sterk) toe. Een goede waardplant voor P. pachydermus en voor het maiswortelknobbelaaltje is Italiaans raaigras, voor het wortellesieaaltje is bladrammenas een goede waardplant.
Bij het schadeonderzoek zijn eerst verschillende besmettingsniveaus van het aaltje opgebouwd. Vervolgens is in het jaar daarna cichorei geteeld en is de inulineopbrengst van cichorei bij elk besmettingsniveau van de aaltjes bepaald.

Resultaten

Door de teelt van de goede waardplant Italiaans raaigras nam de besmetting van M. chitwoodi sterk toe tot meer dan 1200 aaltjes per 100 ml grond. Bij zwarte braak nam de besmetting heel sterk af. Door de teelt van de cichoreirassen Melci en Orchies nam de besmetting van M. chitwoodi ongeveer net zo sterk af als bij zwarte braak.
Bij zwarte braak nam de populatie van P. pachydermus sterk af, bij de goede waardplant Italiaans raaigras nam de populatie sterk toe. Bij de cichoreirassen nam de populatie van P. pachydermus ook wat af, maar de afname was minder groot dan bij braak. In het onderzoek met P. penetrans was de besmetting voor de teelt vrij hoog (gemiddeld bijna 600 P. penetrans aaltjes per 100 ml grond). Door bladrammenas nam de besmetting nog toe tot ruim 800 aaltjes per 100 ml grond. Door zwarte braak nam de besmetting sterk af en bij cichorei bleef de besmetting ongeveer op hetzelfde niveau. In figuur 1 wordt de mate van besmetting van de aaltjes weergegeven na de teelt van cichorei, na een goede waardplant (Italiaans raaigras of bladrammenas) en na zwarte braak.

Figuur 1. Vergelijking van de besmettingen van M. chitwoodi, P. pachydermus en P. penetrans na zwarte braak, de teelt van een goede waardplant (Italiaans raaigras of bladrammenas) en de teelt van de cichoreirassen Melci en Orchies.

Bij het maiswortelknobbelaaltje (M. chitwoodi) bleek dat er ook bij een hoge besmetting met deze aaltjes geen opbrengstverlies bij cichorei optrad. Bij Pratylenchus penetrans (wortellesieaaltje) ontstond wel opbrengstverlies. Zonder besmetting met P. penetrans was de opbrengst ruim 8 ton inuline per ha (gemiddeld over beide rassen). Als de besmetting van dit aaltje toenam, dan daalde de opbrengst behoorlijk. Bij een heel zware besmetting van P. penetrans van meer dan 1.500 aaltjes per 100 ml grond was de opbrengst nog geen zes ton inuline per ha. Het opbrengstverlies was bij dergelijke hoge besmetting ongeveer 30 procent. Dit gold voor beide rassen Melci en Orchies. In figuur 2 wordt de afnemende inulineopbrengst van cichorei weergegeven bij toenemende besmetting met P. penetrans.

Figuur 2. Inulineopbrengst van cichorei afhankelijk van de mate van besmetting met P. penetrans (het wortellesieaaltje).

Conclusies

Het PPO-agv heeft de waardplantstatus en de schadegevoeligheid van cichorei onderzocht voor een aantal verschillende soorten aaltjes die op zandgrond van groot belang kunnen zijn. Voor het trichodoride aaltje P. pachydermus is cichorei een matige waardplant. Als percelen besmet zijn met dit aaltje, laat cichorei over het algemeen matige besmettingen na. Hetzelfde geldt voor het wortellesieaaltje (Pratylenchus penetrans); ook hiervoor is cichorei een matige waardplant. Voor het maiswortelknobbelaaltje (M. chitwoodi) is cichorei geen waardplant. Dit betekent dat de besmetting van het maïswortelknobbelaaltje na de teelt van cichorei vergelijkbaar is met de besmetting na een jaar zwarte braak.
Cichorei is niet schadegevoelig voor het maiswortelknobbelaaltje. Dit betekent dat er ook bij hoge besmettingen van dit aaltje bij cichorei geen opbrengstverlies ontstaat. Cichorei is echter wel schadegevoelig voor het wortellesieaaltje (P. penetrans). Een heel hoge besmetting met dit aaltje kan een opbrengstverlies van 30 procent of meer veroorzaken.