Publicatie datum: 15-12-2006
Waardplantgeschiktheid en schade van Meloidogyne chitwoodi
De huidige kennis over schaderelaties en waardplantgeschiktheid voor het maiswortelknobbelaaltje Meloidogyne chitwoodi is voornamelijk gebaseerd op onderzoek dat is uitgevoerd in Zuidoost-Nederland. Onduidelijk is of deze kennis/advisering ook van toepassing is op populaties die in andere regio’s worden aangetroffen, zoals in Noordoost-Nederland. Te Marwijksoord (Drenthe) is daarom waardplantgeschiktheid- en schaderelatieonderzoek uitgevoerd aan een aantal belangrijke (akkerbouw)gewassen en groenbemesters.
De resultaten van dit onderzoek komen overeen met de bestaande kennis en vormen daarom geen aanleiding om het huidige inzicht in waardplantgeschiktheid en schaderelaties van deze gewassen voor M. chitwoodi aan te passen.
Inleiding
Het wortelknobbelaaltje Meloidogyne chitwoodi is een quarantaine-organisme dat in Noordoost-Nederland steeds vaker economische schade veroorzaakt in goed renderende gewassen, zoals aardappel, suikerbiet en industriegroenten. Veel problemen met aaltjes en andere bodempathogenen kunnen beperkt of voorkomen worden door een goed doordachte vruchtwisseling, die afgestemd is op de besmettingssituatie. Een wel overwogen gewasvolgorde, het gebruik van resistente rassen en de keuze van de groenbemester zijn de basis van een effectieve AaltjesBeheersingsStrategie (ABS).
De huidige kennis met betrekking tot schaderelaties en waardplantgeschiktheid voor M. chitwoodi is voornamelijk gebaseerd op onderzoek dat is uitgevoerd in Zuidoost-Nederland. Deze kennis is de basis van de huidige advisering (ABS) voor heel Nederland. Onduidelijk is echter of deze kennis/advisering ook van toepassing is op populaties die in andere regio’s worden aangetroffen, zoals in Noordoost-Nederland.
Op PPO-agv locatie "Kooijenburg" te Marwijksoord (Drenthe) is daarom waardplantgeschiktheid- en schaderelatieonderzoek uitgevoerd aan een aantal belangrijke (akkerbouw) gewassen en groenbemesters. De resultaten van dit onderzoek zijn vergeleken met de bestaande kennis (onderzoeksresultaten verkregen uit onderzoek dat is uitgevoerd in Zuidoost-Nederland).
Onderzoek
Het onderzoek is uitgevoerd op een perceel met een natuurlijke M. chitwoodi-besmetting. In 2004 is op dit perceel de waardplantgeschiktheid van elf gewassen (twee aardappelrassen, twee bietrassen, drie graangewassen, twee cichoreirassen en twee groenbemesters) onderzocht (afbeelding 1).
Voorafgaand aan het zaaien/poten van de gewassen en na de teelt is de M. chitwoodi-besmetting in de grond bepaald. De toe- of afname van de M. chitwoodi-populatie wordt vergeleken met de afname onder zwarte braak en de vermeerdering op Italiaans raaigras (goede waard voor M. chitwoodi). Daarnaast zijn op een ander deel van het perceel verschillende besmettingsniveaus gecreëerd door gewassen te telen die verschillen in waardplantstatus voor M. chitwoodi (afbeelding 2).
In 2005 is op dit deel van het perceel voor zes gewassen (zetmeel- en consumptieaardappelen, suikerbiet, cichorei, graan, waspeen) schaderelatieonderzoek uitgevoerd.
Resultaten en discussie
Waardplantgeschiktheid
In 2004 is de waardplantgeschiktheid (WPG) van tien gewassen (2 aardappelrassen, 2 bietenrassen, 2 cichoreirassen, 2 graangewassen en 2 groenbemesters) onderzocht. De Meloidogyne-besmettingen voorafgaand (Pi) en na (Pf) de teelt van de gewassen staan vermeld in onderstaande tabel.
Gewas | Ras | Pi (L/100 ml grond) | Pf (L/100 ml grond) | Pf/Pi |
Cichorei | Orchies | 28 | 1 | 0,1 |
Melchi | 10 | 2 | 0,2 | |
Suikerbiet | Alligator | 77 | 28 | 0,5 |
Laetitia | 5 | 3 | 1,0 | |
Bladrammenas | Commodore | 21 | 16 | 1,1 |
Consumptieaardappel | Nicola | 28 | 79 | 2,7 |
Zetmeelaardappel | Seresta | 15 | 56 | 3,1 |
Zomergerst | Reggae | 3 | 23 | 3,4 |
(Blad)rogge | Picasso | 72 | 371 | 4,3 |
Triticale | Talentro | 25 | 1414 | 45,3 |
Zwarte braak | 4 | 3 | 0,5 | |
Italiaans raaigras | Bartali | 209 | 1837 | 12,1 |
De Meloidogyne-besmetting na de teelt is bij de referentie-objecten zwarte braak en Italiaans raaigras zoals verwacht. Bij zwarte braak is de besmetting afgenomen tot een zeer lichte besmetting. De voor M. chitwoodi goede waard Italiaans raaigras (cv. Bartali) heeft de populatie sterk vermeerderd, en laat een zware besmetting na.
Bij cichorei en suikerbiet neemt de gemiddelde Meloidogyne-besmetting af. Deze gewassen laten de laagste Meloidogyne-besmetting na, van enkele larven/100 ml grond. De Meloidogyne-besmetting voorafgaand aan de teelt van de zomergerst is gemiddeld (zeer) laag. De besmetting neemt bij de teelt weliswaar licht toe, maar is ook na de teelt gemiddeld nog steeds vrij laag. Triticale heeft de Meloidogyne-populatie sterk vermeerderd. De besmetting na de teelt is zwaar. De Meloidogyne-besmetting na de teelt van zowel de consumptie- als de zetmeelaardappelen is gemiddeld vrij laag, en veel lager dan op basis van waardplantstatus werd verwacht (goede waard). Bij beide gewassen is in een aantal veldjes de besmetting voorafgaand aan de teelt zeer laag, en neemt de besmetting niet of maar zeer gering toe. In de overige veldjes neemt de Meloidogyne-besmetting wel vrij sterk toe. Bij de zetmeelaardappelen tot circa 500 en bij de consumptieaardappelen tot circa 800 larven/100 ml grond. Bladrammenas laat een vrij lage Meloidogyne-besmetting na en kan als slechte waard worden bestempeld. Italiaans raaigras en rogge vermeerderen het aaltje (vrij) sterk en zijn dus goede waardgewassen voor M. chitwoodi.
Schaderelaties
In 2004 zijn door de teelt van gewassen die verschillen in waardplantstatus voor M. chitwoodi besmettingsniveaus gecreëerd. In 2005 zijn op deze veldjes zomergerst, zetmeel- en consumptieaardappelen, suikerbiet, cichorei en waspeen geteeld en is het effect van de M. chitwoodi-besmetting op de opbrengst en kwaliteit van deze gewassen bepaald.
Zomergerst is vrij ongevoelig voor schade door M. chitwoodi. In deze proef werd bij een besmetting tot circa 300 l/100 ml grond geen opbrengstverlies waargenomen.
Ook bij consumptieaardappelen is er geen effect van Meloidogyne-besmetting op de opbrengst waargenomen. Bij de zetmeelaardappelen is er wel een negatief effect van de Meloidogyne-besmetting op de opbrengst (UitBetaalGewicht, UBG). Het UBG neemt bij de zwaardere besmettingen licht af. De schade die M. chitwoodi kan veroorzaken bij (consumptie) aardappel is voornamelijk kwalitatief. Door de knobbels die op de knollen ontstaan, kan een partij worden gedeclasseerd. De knolaantasting in de proef in Marwijksoord is zeer licht. Nicola en Seresta zijn aardappelrassen waarvan bekend is dat ze vrij gevoelig zijn voor knolaantasting door M. chitwoodi. Al bij lage besmettingen kan, afhankelijk van onder andere jaar en teeltduur, een partij zwaar worden aangetast. De aardappel in de proef in Marwijksoord begonnen al vroeg, rond half augustus, af te sterven. Mogelijk dat door de relatief korte teeltduur en de zeer lage besmetting in een aantal veldjes de schade beperkt is gebleven tot een zeer lichte aantasting. Knolaantasting door M. chitwoodi is bij zetmeelaardappelen, in vergelijking tot consumptieaardappel, minder problematisch omdat een aantasting nog niet tot declassering leidt.
Cichorei is ongevoelig voor M. chitwoodi. Tot besmettingen van circa 800 larven / 100 ml grond is er geen effect op de opbrengst en kwaliteit van de cichorei waargenomen.
In het onderzoek is geen effect van de Meloidogyne-besmetting op de netto opbrengst van de waspeen waargenomen. Waspeen lijkt dan ook vrij ongevoelig voor opbrengstschade veroorzaakt door M. chitwoodi. Die schade die M. chitwoodi kan veroorzaken bij waspeen is voornamelijk kwalitatief. Door de knobbels die op de peen worden gevormd, ontstaat bij een zware aantasting een onverkoopbaar product. De schadedrempel van waspeen voor M. chitwoodi is, zoals ook al uit ander onderzoek is gebleken, zeer laag. Al bij besmettingsniveaus van circa 10 larven/100 ml grond was circa 20% van de waspeen aangetast.
De opkomst (gewasstand) van suikerbietwas in alle veldjes zeer onregelmatig. Een eenduidige oorzaak voor de slechte opkomst was niet te achterhalen. De gewasstand van de suikerbiet was zo slecht, en daardoor niet representatief voor de praktijk, dat besloten is het gewas niet te oogsten.
Conclusies
Waardplantgeschiktheid
Cichorei is een zeer slechte en suikerbiet een slechte waard voor M. chitwoodi. Aardappel is een goede waard voor deze aaltjessoort. Zomergerst is een vrij slechte waard en triticale een matige waard voor M. chitwoodi. De groenbemesters bladrammenas, Italiaans raaigras en rogge (in zomerbraak) kunnen respectievelijk als slechte, matige tot goede en goed waard voor M. chitwoodi worden geclassificeerd.
Schaderelaties
Zomergerst is weinig gevoelig voor M. chitwoodi. Pas bij zeer zware besmettingen kan geringe schade ontstaan. Aardappelen zijn vrij ongevoelig voor opbrengstschade. De kwaliteitsschade (knolaantasting) was bij zowel de zetmeel- als de consumptieaardappelen onverwacht laag. Oorzaak voor deze zeer lage aantasting is mogelijk de relatief korte teeltduur en de lage en heterogene M. chitwoodi-besmetting van het proefveld. Deze resultaten zijn onvoldoende basis om het huidige advies met betrekking tot de schadegevoeligheid van aardappel aan te passen. Kortom, voor (consumptie)aardappel blijft de schaderelatie sterk gevoelig. Cichorei blijkt weinig tot niet gevoelig voor M. chitwoodi. In deze proef zijn, tot besmettingsniveaus van 1000 larven/100 ml grond, geen effecten op de opbrengst en kwaliteit van de cichorei waargenomen. Waspeen is vrij ongevoelig voor opbrengst schade, maar (zeer) gevoelig voor kwaliteitsschade.
Samenvattend kan gesteld worden dat de resultaten van het onderzoek dat is uitgevoerd in Marwijksoord (Drenthe) niet afwijken van de bestaande kennis. De resultaten van dit onderzoek vormen daarom geen aanleiding om het huidige inzicht met betrekking tot waardplantgeschiktheid en schaderelaties van deze gewassen voor M. chitwoodi aan te passen.