Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-04-2005

Voorkom ritnaaldschade door doelgerichte bestrijding van kniptor

In dit artikel wordt uiteengezet hoe u de schade door ritnaalden kunt voorkomen door monitoring.
In bouwplannen met graszaad, wintertarwe, aardappelen kan ritnaaldschade optreden. Doordat de levenscycles van de ritnaald 4 jaar duurt, is het moeilijk om in te schatten of er in het jaar dat er aardappelen geteeld worden ook ritnaalden zijn.
In 2004 is een nieuwe methode op de markt verschenen voor monitoring van kniptoren. Bij deze methode kan voorafgaand aan de aardappelteelt een inschatting gemaakt worden van de hoeveelheden ritnaalden in het jaar van de aardappelteelt. Een bestrijding kan dan voortijdig worden uitgevoerd. Deze methode biedt nieuwe mogelijkheden om ritnaaldschade drastisch te beperken met geringe kosten.

Inleiding

Ritnaalden veroorzaken schade in aardappelen, maïs en vele andere gewassen. Bestrijding van deze larven van de kniptor gebeurt vooralsnog door een grondbehandeling met een insecticide. Hiervoor is in Nederland alleen Mocap toegelaten. In de praktijk wordt geadviseerd om een perceel voorafgaand aan de teelt van aardappelen te bemonsteren op ritnaalden door op enkele plaatsen halve aardappelen in de grond te stoppen. Deze aardappelen moeten nadien worden beoordeeld op de aanwezigheid van ritnaalden. Echter, het advies om een grondbehandeling uit te voeren wordt al verstrekt bij het waarnemen van één ritnaald per perceel. Als er geen ritnaalden worden aangetroffen biedt dit nog geen garantie voor een schadevrije oogst. Een ander nadeel van deze methode is dat de ritnaalden pas echt actief worden bij toenemende bodemtemperaturen op het moment dat de aardappelen gepoot kunnen worden. Op dat moment zijn er weinig mogelijkheden meer om op een ander gewas over te gaan.

Waarnemen van de kniptor

Een nieuw systeem om ritnaaldschade te voorkomen is met behulp van de kniptorkit . Aantrekkelijk voor telers die reeds ervaring hebben met ritnaalden op bepaalde percelen. De kniptorkit is een val voorzien van een seksuele lokstof (feromoon), waardoor kniptormannetjes worden aangetrokken en gevangen. Een indicator voor te verwachten aantallen ritnaalden in een perceel. Ieder bevrucht vrouwtje van de kniptor legt rond de 80 eitjes in de periode van mei tot augustus, waarna de volwassen kniptor sterft. Dit betekent onder zeer optimale omstandigheden voor overleving en ontwikkeling een even zo groot aantal schadelijke ritnaalden. In de praktijk zal het aantal ritnaalden lager zijn door natuurlijke afsterving door droogte, grondbewerking, predatie en parasitisme. Voorlopig is nog niet aan te geven bij welk aantal gevangen kniptorren per val economische schade optreedt in gevoelige volggewassen. Uitgangspunt is het aantal ritnaalden laag te houden, zodat geen economische schade meer optreedt. Een belangrijk gegeven is dat de duur van het ritnaaldstadium ongeveer vier jaar bedraagt. Een bestrijding gericht op volwassen kniptorren onderbreekt de ontwikkeling van de ritnaalden in het allereerste stadium, vóórdat de kniptor haar eieren gaat afzetten.

Afbeelding 1. Een kniptor.

Signalering per perceel

Onderzoek en de ervaringen in 2004 hebben aangetoond dat de vangsten tussen regio's en tussen verschillende percelen sterk kunnen verschillen. Verschillen ontstaan door de natuurlijke aanwezigheid in het gebied, de perceelshistorie, en het gewas waarin de vallen worden geplaatst. Belangrijk is dat kniptorren hun eieren voornamelijk afzetten in monocotyle gewassen (= grasachtigen). Akkerbouwrotaties met graszaad, wintertarwe en consumptieaardappelen geven daardoor goede mogelijkheden voor populatieopbouw van én schade door ritnaalden. In een dergelijk bouwplan is graszaad een belangrijk gewas waar kniptorren hun eitjes afzetten. Ook in wintertarwe, andere granen, of met grasonkruiden bezette percelen kunnen hoge aantallen kniptorren worden aangetroffen. In dicotyle gewassen als aardappelen en suikerbieten worden zeer lage aantallen kniptorren gevangen. In dergelijke gewassen is een bestrijding niet zinvol. Op percelen die hoofdzakelijk voor grasland worden gebruikt kan voorafgaand aan een akker- of tuinbouwgewas de kniptorvlucht gevolgd worden. Het is zinvol om de aanwezigheid van kniptorren per perceel te volgen, aangezien onderzoek door de PD heeft aangetoond dat niet op ieder perceel ritnaalden worden aangetroffen. Als er geen ritnaalden aanwezig zijn, kan een bestrijding achterwege blijven.

Teeltmaatregelen

Het advies is om de kniptorkit vóór 1 mei te plaatsen. Dit is noodzakelijk om de vlucht van de kniptor vanaf het begin goed te kunnen waarnemen. Hiermee wordt voorkomen dat de teler direct wordt geconfronteerd met hoge aantallen kniptorren tijdens de eerste waarneming. Door minimaal éénmaal per week de aantallen kniptorren te tellen en vast te leggen kan de vlucht goed worden waargenomen. Na het ontstaan van een piek in de waarnemingen, dus op het moment dat het aantal gevangen kniptorren weer afneemt kan een bestrijding worden uitgevoerd. Voer zo spoedig mogelijk in de avonduren een bestrijding uit met een pyrethroïde onder groeizame weersomstandigheden. Doorgaan met waarnemen na het spuiten geeft aan of de bespuiting voldoende heeft gewerkt. Om bij legering van het graszaad het middel goed onderin het gewas te krijgen, wordt geadviseerd een bespuiting met voldoende spuitvloeistof uit te voeren. Soms is een tweede bespuiting nodig. Bij waarneming van kniptorren kan worden overwogen om de grond na de oogst van het gewas intensief te bewerken of rekening te houden in het bouwplan bij de keuze van het volggewas. De kniptorkit maakt een gerichte bestrijding van de kniptor mogelijk. Doel hiervan is de populatieopbouw van ritnaalden grondig te beperken. Reeds in de bouwvoor aanwezige ritnaalden worden echter niet bestreden.

Gebruik van de Kniptorkit

Twee setjes van twee kniptorvallen zijn voldoende voor een perceel met een oppervlakte van vijf hectare. Bij elk setje wordt een soortspecifieke lokstof geleverd voor de twee belangrijkste soorten kniptorren in Nederland: Agriotes lineatus en A. obscurus. Voor iedere vijf hectare meer is één extra setje (2 vallen) nodig om een goed beeld van het gehele perceel te krijgen. Plaats de kniptorvallen zoveel mogelijk verspreid in het midden van het perceel. Dit voorkomt aantrekking van kniptorren vanuit belendende percelen, bermen en boswallen. De minimale onderlinge afstand tussen de kniptorvallen is 20 meter. Het advies is om na de eerste bespuiting de lokstoffen te vervangen, of vijf weken na het inzetten van de Kniptorkit . Een tweede bespuiting gericht op kniptorren kan noodzakelijk zijn.

Afbeelding 2. Een kniptorkit in een perceel met graszaad.

Verkrijgbaarheid Kniptorkit
De Kniptorkit is verkrijgbaar bij alle aan- en verkoopcoöperaties in Nederland.

Samenvattend

  • Op tijd beginnen met waarnemen, de Kniptorkit vóór 1 mei plaatsen;
  • Eénmaal per week waarnemen;
  • Na waarneming van een duidelijke piek in de avonduren een bestrijding uitvoeren;
  • Na het uitvoeren van een bespuiting of na vijf weken de lokstoffen vervangen;
  • Bij laag blijvende vangsten (minder dan 10 kniptorren per val per week) kan eind juni de monitoring worden beëindigd.