Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 24-10-2012

Vervroeging van de beginontwikkeling van cichorei

In de praktijk blijkt de voorjaarsontwikkeling van cichorei vaak erg tegen te vallen. Verbetering van de voorjaarsontwikkeling kan een mogelijkheid zijn om de opbrengst te verhogen. Met name voor de percelen die vroeg geleverd worden is het interessant om door middel van een vroege ontwikkeling in het voorjaar de opbrengst te verhogen.
In de jaren 2009 t/m 2011 is daarom onderzoek gedaan naar de effecten van vroeg zaaien, geprimed zaad, rijafstand, plantaantal en watertoediening bij zaaien.

Uit dit onderzoek is gebleken dat vroeger zaaien een opbrengstverhoging van 7% per twee weken gaf, uitgaande van niet vroeger zaaien dan 25 maart en een goed schieterresistent ras. Geprimed zaad gaf een vervroeging van de opkomst met 4 dagen, een verhoging van het plantaantal met 14% en een verhoging van de inuline-opbrengst met gemiddeld 1,9%. De invloed van rijafstand en plantaantal was minder groot. Water geven in de zaaivoor bleek niet goed mogelijk te zijn. Water geven achter het aandrukwiel was wel mogelijk, maar de praktische nadelen van deze manier van water geven waren dusdanig groot dat volvelds beregenen na zaaien met een beregeningsinstallatie meer voor de hand ligt.

Inleiding

In de praktijk blijkt de voorjaarsontwikkeling van cichorei vaak erg tegen te vallen. Zeker in vergelijking met suikerbieten wordt het moment van volledige grondbedekking door het loof laat bereikt. Het moment van zaaien ligt bij cichorei meestal later dan bij suikerbieten, nl. begin april. Na opkomst groeit het gewas trager dan bij suikerbieten.

Verbetering van de voorjaarsontwikkeling kan een mogelijkheid zijn om de opbrengst te verhogen. Met name voor de percelen die vroeg geleverd worden is het interessant om door middel van een vroege ontwikkeling in het voorjaar de opbrengst te verhogen.
In de jaren 2009 t/m 2011 is onderzoek gedaan naar de effecten van:

  • Vroeg zaaien;
  • Geprimed zaaizaad;
  • Nauwere rijafstand;
  • Hoger plantaantal;
  • Watertoediening bij het zaaien.

Onderzoek

In alle drie jaren zijn veldproeven uitgevoerd in Valthermond en Colijnsplaat. In deze proeven waren twee zaaitijden opgenomen. In alle proeven zijn twee soorten zaad van het ras Bronze gebruikt, nl. geprimed en ongeprimed zaad. In 2010 is ook geprimed en ongeprimed zaad van Chrysolite onderzocht. In Valthermond is in alle jaren, zowel in de vroege zaai als in de late zaai, een rijafstand van 37,5 cm vergeleken met de normale rijafstand van 50 cm. In 2010 en 2011 is, zowel in Colijnsplaat als in Valthermond, een hoger plantaantal (20 planten/m2) vergeleken met een normaal plantaantal van 16 planten/m2. In 2009 is onderzoek gedaan naar het effect van water toedien bij het zaaien. Hierbij is gekeken naar water toedienen in de zaaivoor en ook naar water toedienen na sluiting van de zaaivoor.

Afbeelding. Gewasontwikkeling Valthermond in juli 2009. Links: 37,5 cm rijafstand, rechts: 50 cm rijafstand.

 

Resultaten en discussie

Vroeg zaaien

In tabel 1 zijn de effecten van vroeg zaaien samengevat.

Tabel 1. Effect van vroeg zaaien (VM: Valthermond; CP: Colijnsplaat).
ZaaitijdstipAantal dagen tussen beide zaaitijdenPlantaantalVroegheid grondbedekkingInuline-opbrengst (ton/ha)
Voor dunnenNa dunnen
VroegLaatVroegLaatVroegLaatVroegLaat% verhoging vroeg zaaien
2009
VM; 20/3 - 6/417162016205,36,510,410,04,0
CP; 1 - 21/420222622228,88,012,111,27,8
2010
VM; 29/3 - 9/411242718186,45,46,96,48,5
CP; 26/3 - 21/426222617177,68,011,710,412,0
2011
VM; 24/3 - 14/421192217187,95,29,98,712,9

Bij vroege zaai bleek de grondbedekking meestal sneller te zijn dan bij late zaai. In de proeven liep de verhoging van de opbrengst door vroeg zaaien uiteen van 4 tot 13%. Gemiddeld over alle proeven bedroeg de opbrengstverhoging ca. 7% per 2 weken vroeger zaaien. Gemiddeld over de jaren en locaties vond de vroegste zaai op 26 maart plaats en de late zaai op 14 april. De opbrengstverhoging van 7% per 2 weken vroeger zaaien gaat alleen op bij vergelijkingen waarbij zowel de vroege als de late zaai binnen de periode van ca. 25 maart tot ca. half april vallen. Uit onderzoek uitgevoerd in 2004, 2005 en 2006 bleek dat vervroeging van de zaaitijd van begin april naar half maart slechts tot een geringe verhoging van de opbrengst leidde, gemiddeld over de jaren van 0,2 tot 0,6%.

In 2010 leidde vroeg zaaien, zowel in Valthermond als in Colijnsplaat, tot een behoorlijke verhoging van het percentage schieters. Het voorjaar van 2010 was ook duidelijk kouder dan van 2009 en 2011.

Geprimed zaaizaad

In tabel 2 zijn de effecten van geprimed zaad samengevat.

Tabel 2. Effect van geprimed zaad (VM: Valthermond; CP: Colijnsplaat).
Zaaitijdstip, zaad en rijafstandVervroeging moment 50% opkomst (dagen)PlantaantalVroegheid grondbedekkingInuline-opbrengst (ton/ha)
Voor dunnenNa dunnen
GeprOngeprGeprOngeprGeprOngeprGeprOngepr% verhoging primen
2009
VM; vroege zaai917,525,017,515,05,35,010,310,4-1,0
VM; late zaai221,420,521,420,56,55,510,510,14,1
CP; vroege zaai522,520,722,520,78,98,612,012,2-0,9
CP; late zaai226,925,222,529,77,98,111,311,11,4
2010
VM; vroege zaai; N-gepr.624,122,316,016,05,95,16,56,7-2,2
VM; vroege zaai; A-gepr.530,022,316,016,05,05,17,06,74,0
VM; vroege zaai; B-gepr.723,422,316,016,05,15,17,16,76,7
VM; vroege zaai; A-gepr. Chrys026,528,716,016,05,93,66,76,36,7
VM; vroege zaai; B-gepr. Chrys-226,228,716,016,04,83,67,26,313,5
VM; late zaai; N-gepr.332,523,416,016,04,84,36,56,41,1
CP; vroege zaai; N-gepr.3124,716,716,016,07,47,511,911,08,2
CP; vroege zaai; A-gepr.-216,216,716,016,07,57,511,511,04,4
CP; vroege zaai; B-gepr.-413,716,713,716,07,57,511,011,0-0,3
CP; vroege zaai; A-gepr. Chrys-517,418,416,016,07,57,410,710,42,9
CP; vroege zaai; B-gepr. Chrys-715,618,415,616,07,57,49,710,4-6,6
CP; late zaai; N-gepr.427,023,416,016,07,57,410,610,23,7
2011
VM; vroege zaai, 50 cm, 16 pl118,117,516,016,07,97,49,510,0-5,1
VM; vroege zaai, 37,5 cm, 16 pl218,517,116,016,08,47,410,19,64,8
VM; vroege zaai, 50 cm, 20 pl119,118,619,118,68,27,79,810,0-1,3
VM; vroege zaai, 37,5 cm, 20 pl021,817,820,017,88,57,810,09,72,8
VM; late zaai, 50 cm, 16 pl120,518,816,016,04,74,58,58,6-1,5
VM; late zaai, 37,5 cm, 16 pl124,119,316,016,05,75,88,68,51,6
VM; late zaai, 50 cm, 20 pl-119,319,319,319,34,35,19,18,66,7
VM; late zaai, 37,5 cm, 20 pl-125,223,520,020,06,65,29,48,510,3
CP; vroege zaai, 50 cm, 16 pl523,520,816,016,06,16,88,48,30,4
CP; vroege zaai, 50 cm, 20 pl421,920,521,920,57,27,38,68,51,8
Gemiddelde alle objecten2,622,220,517,417,16,66,39,39,12,5
Gemiddeld excl. A- en B-gepr.4,222,720,018,217,66,86,59,59,41,9

Geprimed zaad gaf in alle vrijwel alle proeven een snellere opkomst en een verhoging van het plantaantal. In 2010 gaf het A- en B-geprimede zaad wisselende resultaten, met name in Colijnsplaat. Het primen van deze partijen was blijkbaar minder goed geslaagd dan van het N-geprimede zaad. Indien van 2010 alleen het N-geprimede zaad wordt meegenomen, bleek geprimed zaad gemiddeld over de drie jaren 4 dagen eerder het moment van 50% opkomst te bereiken. In de vroege zaai was dit effect groter (6 dagen) dan in de late zaai (2 dagen). De verhoging van het plantaantal bedroeg gemiddeld over de proeven 14%.
Na opkomst is er in de proeven teruggedund tot op de beoogde plantaantallen van 16 of 20 planten per m2. Hierdoor heeft het effect van plantaantal niet door kunnen werken in de vroegheid grondbedekking en de opbrengst. Desondanks gaf geprimed zaad meestal een iets snellere grondbedekking dan ongeprimed zaad. Indien het A-en het B-geprimede zaad buiten beschouwing gelaten wordt, gaf geprimed zaad gemiddeld over alle jaren 1,9% meer opbrengst dan ongeprimed zaad. Uit PAGV-onderzoek uitgevoerd in 1993 tot 1994 bleek dat plantaantal in het traject 12,5 tot 22,0 planten/m2 nauwelijks effect had op de inuline-opbrengst. Het positieve effect van primen op het plantaantal zal tot uiting kunnen komen in de opbrengst als het plantaantal de beperkende factor is, bijvoorbeeld als het plantaantal zonder primen in de buurt van 12 planten /m2 ligt. In dat geval zal de opbrengstverhoging hoger zijn dan de verhoging die in deze proeven is vastgesteld.

Nauwere rijafstand

In tabel 3 zijn de effecten van een nauwere rijafstand samengevat.

Tabel 3. Effect van nauwere rijafstand (VM: Valthermond; CP: Colijnsplaat).
ZaaitijdstipPlantaantalVroegheid grondbedekkingInuline-opbrengst (ton/ha)
Voor dunnenNa dunnen
37,5 cm50 cm37,5 cm50 cm37,5 cm50 cm37,5 cm50 cm% verhoging 37,5 cm
2009
VM; vroege zaai15,515,015,515,05,55,010,610,41,9
CP; late zaai19,020,519,020,57,55,59,510,1-5,6
2010
VM; vroege zaai, 16 pl23,224,116,016,06,86,07,26,510,6
VM; vroege zaai, 20 pl21,926,920,020,07,76,77,27,11,7
VM; late zaai, 16 pl28,232,516,016,06,84,36,36,4-2,3
VM; late zaai, 20 pl23,029,320,020,06,44,76,46,5-0,9
2011
VM; vroege zaai, ongepr, 16 pl17,117,516,016,07,47,49,610,0-3,7
VM; vroege zaai, ongepr, 20 pl17,818,617,818,67,87,79,710,0-2,4
VM; vroege zaai, gepr, 16 pl18,518,116,016,08,47,910,19,56,3
VM; vroege zaai, gepr, 20 pl21,819,120,019,18,58,210,09,81,6
VM; late zaai, ongepr, 16 pl24,118,816,016,05,84,58,58,6-1,3
VM; late zaai, ongepr, 20 pl23,519,320,019,36,74,39,49,12,8
VM; late zaai, gepr, 16 pl24,120,516,016,05,74,78,68,51,9
VM; late zaai, gepr, 20 pl25,219,320,019,36,74,39,49,12,8
Gemiddeld21,621,417,717,76,95,98,78,60,7
Gemiddeld bij 16 pl/m221,520,915,915,96,65,78,78,61,9
Gemiddeld bij 20 pl/m221,721,919,519,57,16,08,78,7-0,5

Een nauwere rijafstand had gemiddeld over alle proeven slechts een klein opbrengstverhogend effect van 0,7%. Het effect leek bij 16 planten per m2 iets hoger te zijn dan bij 20 planten per m2. Bij een rijafstand van 37,5 cm was de grond sneller bedekt met blad dan bij een rijafstand van 50 cm.

Hoger plantaantal

In tabel 4 zijn de effecten van verhoging van het plantaantal samengevat.

Tabel 4. Effect van hoger plantaantal (VM: Valthermond; CP: Colijnsplaat).
Zaad, zaaitijdstip en rijafstandPlantaantalVroegheid grondbedekkingInuline-opbrengst (ton/ha)
Voor dunnenNa dunnen
20 pl16 pl20 pl16 pl20 pl16 pl20 pl16 pl% verhoging 20 pl
2010
VM; gepr, vroege zaai, 50 cm26,924,120,016,06,76,07,16,58,4
VM; gepr, vroege zaai, 37,5 cm21,923,220,016,07,76,87,27,2-0,3
VM; gepr, late zaai, 50 cm29,332,520,016,04,74,86,56,5-0,2
VM; gepr, late zaai, 37,5 cm23,028,220,016,06,46,86,86,32,4
CP; gepr, vroege zaai, 50 cm25,424,720,016,07,97,412,011,90,7
CP; gepr, late zaai, 50 cm28,427,020,016,08,37,910,410,6-1,9
2011
VM; ongepr, vroege zaai, 50 cm18,617,518,616,07,77,410,010,0-0,4
VM; ongepr, vroege zaai, 37,5 cm17,817,117,816,07,87,49,79,60,9
VM; gepr, vroege zaai, 50 cm19,118,119,116,08,27,99,89,53,6
VM; gepr, vroege zaai, 37,5 cm21,818,520,016,08,58,410,010,1-1,0
VM; ongepr, late zaai, 50 cm19,318,819,316,05,14,58,68,6-0,6
VM; ongepr, late zaai, 37,5 cm23,524,120,016,05,25,88,58,50,1
VM; gepr, late zaai, 50 cm19,320,519,316,04,34,79,18,57,7
VM; gepr, late zaai, 37,5 cm25,224,120,016,06,65,79,48,68,7
CP; ongepr, vroege zaai, 50 cm20,520,820,516,07,36,88,58,31,8
CP; gepr, vroege zaai, 50 cm21,923,521,916,07,26,18,68,43,2
Gemiddeld22,622,719,816,06,06,58,98,72,1
Gemiddeld bij 50 cm rijafstand21,921,819,516,06,36,08,58,32,1
Gemiddeld bij 37,5 cm rijafstand22,222,519,616,07,06,88,58,41,8
Verhoging van het plantaantal van 16 naar 20 planten bij m2 gaf een vervroeging van de grondbedekking. Daarnaast gaf de verhoging van het plantaantal gemiddeld over alle proeven 2,1% meer opbrengst. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat dit effect is vastgesteld in proeven met handmatige oogst. Met name op zwaardere gronden kan de opbrengstverhoging door een hoger plantaantal tegenvallen, vanwege rooiverliezen.

Water toedienen bij het zaaien

Het onderzoek naar het effect van water toedienen is alleen in 2009 uitgevoerd. Water geven in de zaaivoor bleek niet goed mogelijk te zijn. Water geven achter het aandrukwiel was wel mogelijk, maar de praktische nadelen van deze manier van water geven waren dusdanig groot dat volvelds beregenen na zaaien met een beregeningsinstallatie meer voor de hand ligt.

Conclusies

Uit het onderzoek van 2009 t/m 2011 kunnen de onderstaande conclusies getrokken worden:

  • Vroeger zaaien
    • Vroeger zaaien gaf een snellere grondbedekking en een verhoging van de inuline-opbrengst. Gemiddeld over alle proeven bedroeg de opbrengstverhoging 7% per twee weken vroeger zaaien, uitgaande van de situatie dat de vroege zaai niet vroeger was dan 25 maart en de late zaai niet later dan half april;
    • Vroeger zaaien stelt duidelijk hogere eisen aan de schieterresistentie van het ras.
  • Geprimed zaad
    • Geprimed zaad gaf een vervroeging van de opkomst met gemiddeld 4 dagen;
    • Geprimed zaad gaf een verhoging van het plantaantal met gemiddeld 14%;
    • In de situatie van een gelijk plantaantal gaf geprimed zaad een vervroeging van het moment van volledige sluiting van het gewas;
    • In de situatie van een gelijk plantaantal gaf geprimed zaad een verhoging van de inuline-opbrengst met gemiddeld 1,9%. Indien het plantaantal lager is dan ca. 13 planten per m2 kan het plantgetalverhogend effect van primen een extra opbrengstverhoging geven.
  • Nauwere rijafstand
    • Een rijafstand van 37,5 cm gaf in vergelijking met een rijafstand van 50 cm een vervroeging van het moment van volledige sluiting van het gewas;
    • Bij 16 planten per m2 gaf een rijafstand van 37,5 cm 1,9% meer opbrengst dan een rijafstand van 50 cm; bij 20 planten per m2 was er geen positief effect van een nauwere rijafstand.
  • Verhoging van het plantaantal
    • Verhoging van het plantaantal van 16 naar 20 planten per m2 gaf een vervroeging van de sluiting van het gewas;
    • Verhoging van het plantaantal van 16 naar 20 planten per m2 gaf een verhoging van de inuline-opbrengst met gemiddeld 2,1%. Dit effect werd gevonden op handmatig geoogste proeven. Bij machinale oogst kan het effect kleiner zijn.
  • Water toedienen bij zaai
    • Water geven in de zaaivoor bleek niet goed mogelijk te zijn;
    • Water geven achter het aandrukwiel was wel mogelijk, maar de praktische nadelen van deze manier van water geven waren dusdanig groot dat volvelds beregenen na zaaien met een beregeningsinstallatie meer voor de hand ligt.