Publicatie datum: 15-10-2005
Vermindering van nachtvorstschade in zetmeelaardappelen
In het voorjaar kan op venige perceelsgedeelten veel schade aan aardappelen (en bieten) ontstaan door nachtvorst. Vanuit de fruitteelt is bekend dat beregening tijdens nachtvorst bevriezing kan voorkomen.
Voortbouwend op dit idee is in 2003 een pottenproef in een vriescel uitgevoerd door het HLB. Geprobeerd is om met een gewasbespuiting met een zoutoplossing de vorstgevoeligheid te verminderen. Uit dit onderzoek bleek echter dat, bij alleen bevochtigen kort voor de nachtvorst, de aardappelplant juist gevoeliger werd voor het optreden van vorstschade. Het toevoegen van zout resulteerde in een vermindering van de schade. De schade was echter nog steeds groter dan bij een droog gewas.
De nachtvorst is in het onderzoek nagebootst in een vriescel. In een vriescel worden de aardappelplanten niet nat door dauw.
De verwachting is dat onder natuurlijke omstandigheden het gewas wel nat wordt door dauw kort voor het optreden van nachtvorst. Via een bureaustudie met gegevens van het weer voor en tijdens nachtvorst is nagegaan of voor het optreden van nachtvorst de bladeren vochtig zijn.
Aangezien in ongeveer 60% van de nachten het gewas nat is en het weer in de voorafgaande dag geen voorspellende waarde heeft voor het optreden van dauw kort voor de nachtvorst, wordt vervolgonderzoek naar bijvoorbeeld zoutconcentraties niet uitgevoerd. De toepassing van zoutoplossingen biedt voor de vermindering van nachtvorstschade te weinig perspectief om vervolginspanningen te rechtvaardigen.
Onderzoek
De pottenproef in 2003 is uitgevoerd in tien herhalingen met het ras Mercator. Er zijn twee zouten (NaCl en CaNO3) met twee verschillende concentraties gebruikt. Ter controle is een object met alleen water gespoten en is ook een droge variant aangelegd. Er is een tweetal planthoogtes gebruikt (12,5 en 25 cm) en er is gespoten op een tweetal tijdstippen: 1 dag of 2 dagen voor het plaatsen in de vriescel. Qua temperatuur zijn er drie varianten aangelegd gedurende vier uur: bij een temperatuur van -1 o C, -3 o C en - 5 o C. Een dag en een week na het uit de vriescel halen zijn de planten vervolgens beoordeeld.
De bureaustudie is eveneens uitgevoerd door het HLB te Wijster. Van verschillende weerstations zijn gegevens opgevraagd. Deze gegevens zijn zodanig verwerkt, dat er zicht is op de kans en de duur van een bladnatperiode van aardappelbladeren in de periode kort voor nachtvorst.
Resultaten
Bij de vorstproef in de vriescel was NaCl-oplossing vergelijkbaar met de droge variant. Alleen bevochtigen resulteerde in een zwaardere aantasting door vorst. Het effect van CaNO3 was wisselend bij de verschillende temperaturen. Kleine planten waren gevoeliger voor vorst dan de grotere planten.
Bij meerdere weerstations zijn data opgevraagd. Na onderzoek bleek dat alleen gegevens van Dacom van een weerstation bij Emmen geschikt waren voor verdere bewerking. Alleen Dacom meet namelijk bij dit weerstation de bladnatperiode. Helaas gaf dit weerstation geen temperatuurmetingen op 10 cm hoogte.
Met behulp van statistiek is getracht om verbanden tussen de weersgegevens te vinden en of het mogelijk was om te voorspellen of een gewas dauwnat werd, kort voor het optreden van nachtvorst. Hierbij is bepaald of de gemeten maximumtemperatuur voorafgaande aan een nacht met nachtvorst, de op datzelfde moment gemeten relatieve en absolute luchtvochtigheid en de windsnelheid invloed hadden op de mate waarin de bladeren voor en/of tijdens de nachtvorst nat zijn. Uit het onderzoek is gebleken dat in ongeveer 60% van de gevallen in de laatste 3 uur voor de nachtvorst en/of tijdens de nachtvorst de bladeren nat zijn. Bovendien is gebleken dat er geen relatie is tussen de verzamelde weerparameters in de periode voor de nachtvorst en de mate van optreden van een bladnatperiode.
Conclusies
Droge planten die niet zijn bevochtigd waren minder vorstgevoelig. Indien planten kort voor het optreden van nachtvorst vochtig zijn als gevolg van dauw, dan had vooral NaCl-oplossing een positief effect.
Uit de bureaustudie is gebleken dat in ongeveer 60% van de nachten waarin nachtvorst optreedt het blad nat is voor en/of tijdens deze nachtvorstperiode. De maximumtemperatuur van de dag voorafgaand aan de nachtvorst lijkt geen voorspellende waarde te hebben voor de mate van bladnat. Dit geldt ook voor de op dezelfde momenten gemeten relatieve en absolute luchtvochtigheid en de windsnelheid. Aangezien in ongeveer 60% van de nachten het gewas nat is en het weer in de voorafgaande dag geen voorspellende waarde heeft voor het optreden van dauw kort voor de nachtvorst, wordt vervolgonderzoek naar bijvoorbeeld zoutconcentraties dan ook niet aanbevolen.