Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-11-2006

Vermindering van besmetting van grond en van aantasting van aardappel door wratziekte

Wratziekte (Synchytrium endobioticum) is een probleem waar alle aardappeltelers in het oosten van Nederland - van de Veenkoloniën tot het Peelgebied - mee te maken hebben. Slechts een beperkt aantal percelen is besmet met deze quarantaineziekte, maar om uitbreiding te voorkomen zijn maatregelen opgelegd die velen treffen. In dit onderzoek is gekeken hoe een besmetting versneld verlaagd kan worden en of de kans op besmetting verminderd kan worden.
Uit het onderzoek kwam naar voren dat middel C (nog geen toelating als bestrijdingsmiddel) op een (kunstmatig) besmet perceel het aantal aangetaste planten met 60% verminderde. Voor telers in de omgeving van een besmet perceel kan dit middel ook mogelijkheden bieden om te voorkomen dat hun perceel ook besmet raakt met de ziekte.

Inleiding

Sinds de jaren '90 is wratziekte (Synchytrium endobioticum) in aardappelen (zie afbeelding) in Nederland weer een groot probleem. Er komen nog steeds nieuwe besmettingen bij en er heeft een toename plaatsgevonden van de in Nederland voorkomende fysio's. Wratziekte kan zeer langdurig (tot 40 jaar) in de bodem overleven in de vorm van zogenaamde sporangia. De kieming treedt alleen op in water, waardoor de besmetting van een perceel gaat dalen. De teelt van resistente aardappelen leidt niet tot kieming van de sporangia.

De aardappelrassen kennen voor de verschillende pathotypen van wratziekte (fysio's) een verschillend resistentiecijfer. Hoe hoger dit cijfer hoe minder wratweefsel het pathotype op dit ras kan vormen en hoe minder het pathotype zich vermeerdert.

Uit literatuuronderzoek is gebleken dat enkele stoffen de aantasting van aardappelen kunnen verminderen. Het gaat om middel C (nog geen toelating als bestrijdingsmiddel) en om ureum met kopersulfaat. In 1999 is op verzoek van HPA onderzoek gestart dat is gericht op het vinden van maatregelen die een aantasting kunnen voorkomen of een besmetting kunnen verminderen.

Afbeelding. Aantastingsbeeld van wratziekte in aardappelen.

Resultaten en discussie

Bij het poten (kunstmatig besmet perceel)

In veldproeven werd bij het poten middel C samen met de sporangia van wratziekte op de pootaardappel gelegd. In de proeven werd het effect vergeleken bij verschillende rassen (zie figuur). De aantasting met wratziekte van een vatbaar ras gaf in een onbehandelde situatie een besmetting van de bodem van enkele tot meer dan 10 sporangia per gram grond. De toepassing van middel C gaf gemiddeld over vatbare en minder vatbare rassen een vermindering van het aantal aangetaste planten van ongeveer 60%. De hoeveelheid geproduceerd wratweefsel nam af met bijna 90%. Hiermee is middel C vergelijkbaar met een partieel resistent ras. De toepassing van ureum + kopersulfaat had een iets minder sterk effect dan middel C. De resultaten van één van de proeven zijn weergegeven in de grafiek.

Het sterk wratziekte onderdrukkende effect van de toepassing van middel C of ureum (+ kopersulfaat) bij het poten kon niet vervangen worden door een toepassing 6 weken voor het poten met een volveldstoepassing van 20 ton/ha middel C of 3000 kg/ha ureum (één proef).

Figuur. Werking van de middelen bij verschillende rassen.

Curatief na besmetting

Uit het onderzoek is gebleken dat de afname van de mate van besmetting zeer snel kan verlopen. Op het perceel Ysselsteyn (zandgrond) daalde de besmetting in een proefveld met 60% per jaar over 4 jaar gemeten. Op het perceel te Nieuw Weerdinge (Veenkoloniale grond) was de daling 39% per jaar over 2 jaar gemeten. Het effect van de toepassing van middel C leek hiermee samen te hangen. Op het perceel te Ysselsteyn gaf 80 ton middel C per ha aanvankelijk een versnelling van de daling van de besmetting, maar 3½ jaar na aanvang van de proef was er geen verschil meer met onbehandeld. Op het perceel te Nieuw Weerdinge gaf de toepassing van middel C een minder snelle daling van de besmetting dan op het perceel Ysselsteyn, maar ten opzichte van onbehandeld werd langdurig een duidelijk effect verkregen. Gemiddeld over de diverse bemonsteringen genomen in de loop van de tijd gaf 80 ton/ha middel C een daling van de besmetting ten opzichte van onbehandeld van 50% in Ysselsteyn en 30% in Nieuw Weerdinge. Lagere doseringen gaven overeenkomstige lagere dalingen van de besmetting. De toepassing van middel C in grote hoeveelheden kan dus de grondbesmetting verlagen en daarmee een vrijverklaring bespoedigen.

In overeenstemming met meldingen uit wetenschappelijke literatuur werd in één proef geconstateerd dat het maandelijks losmaken van de grond een versnelling van de daling van de wratziektebesmetting geeft met 50%. Nadeel is dat er dan geen gewas kan groeien en er veel grond kan verwaaien, waardoor de ziekte zich verspreidt.

Na de teelt van de rassen met een resistentiecijfer van 7 of hoger is zowel bij een 1 op 1 teelt als bij een 1 op 2 teelt een afname van de besmetting waargenomen vergelijkbaar met de teelt van niet-waardgewassen of braak. Bij vatbare rassen kon een zeer laag besmettingsniveau een zware aantasting geven.