Publicatie datum: 15-03-2006
Vermindering fungicidengebruik met behulp van BOS-en door optimale benutting van Phytophthora-resistentie
Het gebruik van Beslissing Ondersteunende Systemen is een goed hulpmiddel om de fungicide-input te minimaliseren door optimalisatie van het spuittijdstip (timing). De systemen maken hierbij o.a. gebruik van weersgegevens, weersverwachting, ziektedruk al uitgevoerde bespuitingen, rasresistentie etc.
Om de fungicide-input nog verder de minimaliseren, kan (nog) meer gebruik gemaakt worden van de verschillen in rasresistentie van de aardappelrassen.
Gedurende drie jaar zijn op twee locaties proeven uitgevoerd waarin rassen met een verschillende rasresistentie gespoten zijn volgens twee verschillende Beslissing Ondersteunende Systemen (BOS-en).
Op basis van de resultaten kan geconcludeerd worden dat bij rassen met een voldoende hoog rasresistentie de fungicide-input verminderd kan worden door of het oprekken van het spuitinterval en/of het verlagen van de dosering (preventief middel). Aan het einde van het groeiseizoen moet men terughoudend zijn met het verlagen van de dosering, omdat dat extra risico op knolaantasting kan geven.
Inleiding
De Nederlandse aardappelteelt zal in de komende jaren moeten voldoen aan steeds strikter wordende eisen met betrekking tot milieubelasting. Met name het fungicidengebruik ten behoeve van de bestrijding van Phytophthora, staat sterk ter discussie. Verbeterde geïntegreerde bestrijdingsstrategieën gebaseerd op bestaande en nieuw te ontwikkelen epidemiologische kennis vormen de basis voor reductie van het middelengebruik.
Een belangrijk onderdeel hierbij is de inzet van beslissingsondersteunende systemen (BOS-en). Vanaf 2002 is onderzoek uitgevoerd waarin BOS-en zijn ingezet ter bestrijding van Phytophthora bij aardappelrassen met een verschillend niveau van resistentie.
Onderzoek
Gedurende de jaren 2003-2005 zijn op twee locaties een veldproef aangelegd waarin vier aardappelrassen met een verschillend resistentiecijfer tegen Phytophthora zijn gepoot. In Lelystad is de proef aangelegd met consumptierassen (Bintje, Santé, Agria en Aziza) en in Valthermond hoofdzakelijk met zetmeelrassen (Bintje, Starga, Seresta en Karnico). Er is gespoten volgens adviezen van Plant-Plus en ProPhy. De producenten van deze programma's hadden ook een experimentele versie van hun adviesprogramma gemaakt waarin de rasresistentie een nog belangrijker aandeel had in het advies.
Met de twee laatstgenoemde versies werd getracht de "grenzen" van de bestrijding op te zoeken én hierdoor meer inzicht te krijgen in mogelijkheden van bestrijding met aangepaste doseringen. Gedurende het hele groeiseizoen zijn gewas- en ziekte waarnemingen uitgevoerd.
Resultaten
In tabel 1 is een overzicht gegeven van het aantal bespuitingen per systeem, ras en locatie. Bij PLANT-Plus varieerde het aantal bespuitingen bij de verschillende rassen weinig. Bij de experimentele versie van het systeem was dit meer het geval.
Bij ProPhy zijn alle rassen op dezelfde dag bespoten en is gevarieerd met de dosering. Bij de experimentele versie van ProPhy resulteerde een hoger resistentie cijfer in minder bespuiting.
Lelystad | Valthermond | |||||||
Bintje | Santé | Agria | Aziza | Bintje | Santé | Agria | Aziza | |
PLANT-Plus | 9.0 | 9.3 | 9.0 | 9.0 | 11.3 | 11.3 | 11 | 10.7 |
PLANT-Plus experimenteel | 8.3 | 6.7 | 7.0 | 6.0 | 9.7 | 9.3 | 7.3 | 7.3 |
Prophy | 12.7 | 12.7 | 12.7 | 12.7 | 11.7 | 11.7 | 11.7 | 11.7 |
Prophy experimenteel | 11.7 | 10 | 10.3 | 8.7 | 10.7 | 10.7 | 9.0 | 8.0 |
In de figuren 1 en 2 is de cumulatieve aantasting per ras en systeem weergegeven. In Lelystad blijkt dat een reductie van het aantal bespuitingen (vergelijk tussen standaard en de experimentele versie) niet leidt tot een enorme toename van de aantasting.
In Valthermond valt op dat het ras Karnico bij alle systemen een hoge aantasting laat zien ondanks dat het ras een hoog resistentiecijfer heeft.
Conclusies
Bij de rassen met een voldoende hoog resistentiecijfer (Aziza en Seresta) heeft een noemenswaardige verlaging van de dosering Shirlan nagenoeg geen invloed op de mate van aantasting van het loof. Hierbij is het van groot belang dat de resistentiecijfers van de rassen juist zijn. Aan het einde van het groeiseizoen moet men terughoudend zijn in het verlagen van de doseringen. Bij sommige (resistente) rassen kan dit leiden tot aantasting van loof en daardoor extra risico op knolaantasting geven.