Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-08-2002

Verfijning van het bladluiswaarschuwingssysteem voor pootaardappelen

Het bladluisvrij houden van pootaardappelgewassen is essentieel met het oog op het voorkomen van virusaantasting van het te oogsten pootgoed. Het huidige advies om de kans op besmetting met Y-virus beperkt te houden, luidt: 'pootgoedpercelen met bontvatbare rassen wekelijks vanaf opkomst bespuiten met een combinatie van 7,5 l minerale olie en een pyrethroïde'. Pootgoedtelers in het noorden van Nederland hebben de indruk dat zij ten gevolge van dit advies te vaak onnodig tegen bladluizen spuiten, omdat in Noord-Nederland over het algemeen minder luizen voorkomen, en hebben daarom onderzoek voorgesteld.

In dit onderzoek is nagegaan of een regionaal adviessysteem mogelijk is waardoor niet méér tegen bladluizen behoeft te worden gespoten dan nodig is en de milieubelasting wordt beperkt.

Kan het bladluiswaarschuwingssysteem worden verfijnd?

In het documentatieverslag 'Kan het bladluiswaarschuwingssysteem worden verfijnd?' wordt aangegeven:

  • welke virustypen bij aardappelen een rol spelen;
  • hoe de vectorendruk wordt vastgesteld en uitgedrukt;
  • welke mogelijkheden er zijn om virusziekten tegen te gaan en te bestrijden;
  • welke mogelijkheden er volgens de literatuur zijn om het aantal bladluizen in het gewas vast te stellen;
  • en wat de mogelijkheden en voordelen zijn van een individueel bladluisadvies.

Vervolgens wordt op basis hiervan aangegeven welk onderzoek nodig is om tot een verantwoord algemeen advies te komen betreffende het baseren van insecticidenbespuitingen op de luizensituatie op het eigen perceel of in de omgeving daarvan.

Noodzaak verfijning bladluismonitoring in de pootaardappelteelt

Wat de huidige bladluismonitoring betreft voldoet het aantal meetpunten aan de eisen van de NAK om een goede indruk te verkrijgen van de bladluissituatie in een bepaald gebied. Telers zouden dit meetnet ook willen gebruiken voor beslissingen op perceelsniveau. Waarschijnlijk kan dit niet met de huidige dichtheid van het meetnetwerk, maar is het wel mogelijk bij een (wat) dichter netwerk. Een gerichter advies per perceel past beter in het beleid waarbij bespuitingen alleen worden uitgevoerd als dit noodzakelijk is. Daarnaast is het voor pootgoedtelers ook economisch interessant.

Daarom is in 1999 en 2000 nagegaan in hoeverre het mogelijk is om met een dichter systeem van bladluismonitoring een goede indruk te krijgen van het aantal vliegende virusoverbrengende bladluizen zodat een pootgoedteler niet meer preventief hoeft te spuiten tegen luizen, maar alleen spuit als dit nodig is. Hiertoe zijn in twee regio's (Noord-Groningen en Oostelijk Flevoland) op twee afstanden (1 en 5 km) van het NAK-meetpunt extra waarnemingen gedaan. Dit is gebeurd middels het afkloppen van planten en het 3 keer per week legen van de gele vangbakken. Daarnaast is op één plaats een "lijmval" vergeleken met een gele vangbak.

Uit de waarnemingen is gebleken dat de verschillen tussen de meetpunten aanzienlijk waren. Dit was ook al op een afstand van 1 km het geval. Een waarnemingsdichtheid met een onderlinge afstand van één km biedt dus geen garanties voor goede waarnemingen en beslissingen op perceelsniveau. Praktisch gesproken betekent dit dat minimaal 1 vangbak per perceel noodzakelijk is, maar het is zelfs mogelijk dat er op grotere percelen meerdere vangbakken nodig zijn. Welke dichtheid voldoende is kon in deze proefopzet niet worden vastgesteld. Uit de vergelijking lijmval - gele vangbak is gebleken dat de lijmval een verbetering kan zijn, maar dat er onvoldoende gegevens zijn voor een definitieve conclusie. De resultaten van de twee jaar waren te verschillend.
Voor een goede bepaling van de AVD bleek determinatie - uit te voeren door deskundigen - van de gevangen bladluizen noodzakelijk te zijn.

Op afroep spuiten met minerale olie tegen Y-virus in pootaardappelen

Het systeem 'het op afroep spuiten' is op twee locaties (Lelystad en Vredepeel) door PPO onderzocht. Op basis van de waargenomen bladluizen, die middels gele vangbakken in de percelen gevangen werden, is er bij verschillende geaccumuleerde vectorendrukken (AVD) begonnen met wekelijkse oliebespuitingen. Naast het onbehandeld object zijn de AVD-drempels vastgesteld op 0, 2½ en 5. Om het effect van het systeem te toetsen zijn per veldje knollen afgemolken en in het volgende jaar uitgepoot om het viruspercentage vast te stellen.

Conclusies:

  • Het overbrengen van Y-virus werd het effectiefst tegengegaan wanneer bespuitingen met 7,5 l minerale olie + een pyrethroïde per ha vanaf opkomst werden uitgevoerd. Het op basis van een bepaalde geaccumuleerde vectorendruk beginnen met spuiten met minerale olie is dus geen optie;
  • In het object AVD-0, wekelijks vanaf opkomst spuiten met 7,5 liter minerale olie + een pyrethroïde per ha, viel de beperking in besmetting met Y-virus ten opzichte van niet spuiten, tegen. Dit komt waarschijnlijk door de aangelegde hoge virusdruk, die wenselijk werd geacht om de kans op betrouwbare verschillen te optimaliseren;
  • De variabiliteit in bladluisvangsten is een moeilijk aspect in dit soort onderzoek, maar beperkt ook in hoge mate de mogelijkheden van perceelsspecifieke adviezen en maatregelen.