Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 20-01-2010

Verbetering van strovertering

Stoppelresten en stro van tarwe kunnen een bron van infectie door Septoria, DTR en (aar)fusarium zijn. Doel van dit onderzoek was om een effectief en efficiënt systeem voor de behandeling van gewasresten te ontwikkelen, zodanig dat de gewasresten (ook als er niet geploegd wordt) voldoende snel verteren, waardoor de ziektedruk kan worden verlaagd.

Na twee jaar onderzoek zijn er geen harde conclusies te trekken over de invloed van behandeling van gewasresten op vermindering van de ziektedruk. De indruk bestaat dat verschillen erg klein zijn en dat de tarweteelt geen meetbare negatieve invloeden ondervindt van gewasresten van de voorgaande tarweteelt.

Inleiding

Stoppelresten en stro van tarwe kunnen een bron van infectie door Septoria, DTR en (aar)fusarium zijn. In het kader van de beheersing van deze ziekten kan het belangrijk zijn om de gewasresten zo te bewerken dat ze als ziektebron geminimaliseerd worden. Vaak gebeurt dit door onderploegen van de gewasresten.
Op zware kleigronden waar intensief wintertarwe wordt geteeld (Noordoost-Groningen), kan de vertering van de gewasresten minder zijn. Uit de praktijk blijkt dat het voorkomt dat na een jaar de gewasresten van de vorige graanteelt tijdens het ploegen weer aan de oppervlakte komen. Bij onvoldoende vertering overleven de schimmels op dit materiaal en kunnen dus weer een ziektebron zijn voor het nieuwe gewas.
Op deze zware kleigronden zijn/komen er teeltsystemen waarin de grond minimaal bewerkt wordt. Bij deze teeltsystemen blijven de gewasresten meer aan de oppervlakte en zijn daarom in potentie een grotere ziektebron.
Doel van dit onderzoek is om een effectief en efficiënt systeem voor de behandeling van gewasresten te ontwikkelen, zodat de gewasresten (ook als er niet geploegd wordt) voldoende snel verteren, waardoor de ziektedruk kan worden verlaagd.

Onderzoek

Onderzoek naar DTR, Septoria en aarfusarium heeft laten zien dat ploegen (in vergelijking tot oppervlakkige grondbewerkingen) een duidelijke verlaging van de ziektedruk kan geven. Er zijn aanwijzingen (ook vanuit andere gewassen) dat toepassing van mest(stoffen) of preparaten de vertering van gewasresten (die niet zijn ondergeploegd) kan bevorderen. Zover praktisch toepasbaar, zijn deze ervaringen meegenomen in dit onderzoek. In tabel 1 zijn de onderzoeksobjecten weergegeven.

Tabel 1. De objecten in de stroverteringsproef.
ObjectOmschrijvingHoofdgrondbewerkingZaaibedbewerking
APloegenPloegenKopeg
BPraktijkobject dhr. Hamster2 x CultiverenKopeg
CStoppelploegenStoppelploegenKopeg
DUrean (najaar; 40 kg N/ha)CultiverenKopeg
ERound-up (vóór oogst)CultiverenKopeg
FDirectzaai--
G"Overtrekken"CultiverenKopeg
HKalkstikstof (najaar; 40 kg N/ha)CultiverenKopeg
JKalkstikstof (voorjaar)CultiverenKopeg

Toelichting op de objecten:

AOpgenomen als standaard/referentie. Kost veel energie/brandstof.
BGrondbewerking zoals die door dhr. Hamster al jaren wordt toegepast. Gewasresten blijven boven in de bouwvoor en kunnen dan onder invloed van zuurstof en vocht sneller verteren dan onder in de bouwvoor (indruk).
CDit mengt de gewasresten in de bovenlaag van de bouwvoor. Kost minder energie (brandstof) dan ploegen.
DHet toevoegen van stikstof (N) aan de bouwvoor versnelt de vertering, doordat de C/N-verhouding gunstiger is (strovertering vraag stikstof).
EDoor het toepassen van Round-up (glyfosaat) sterft de plant eerder af.
FMinimale grondbewerking en kosten.
GDoor het afbreken/kneuzen van de stoppel komt deze beter in aanraking met grond en kan dan sneller verteren.
HAls D. Echter, kalkstikstof kan ook een direct effect hebben op de overlevingssporen van schimmels die op de stoppel zitten.
IDe toediening van de kalkstikstof kan de schimmelsporen doden die in het voorjaar nog op de gewasresten aanwezig zijn (direct effect).

Resultaten

2007-2008

In tabel 2 is de bedekking van de grond door stoppelresten gedurende de winter 2007-2008 weergegeven. Tussen de objecten is er duidelijk verschil in de mate van grondbedekking door de gewasresten, veroorzaakt door de grondbewerking. Gemiddeld genomen blijft de grondbedekking door gewasresten gedurende de winter nagenoeg gelijk.

Tabel 2. Percentage grondbedekking door de gewasresten per object gedurende de winter 2007-2008.
ObjectOmschrijving31-1014-1221-22-5
APloegen0,40,30,30,4
BPraktijkobject8,25,86,37,0
CStoppelploegen5,73,53,94,9
DUrean (najaar)11,38,79,59,7
ERound-up (vóór oogst)14,412,914,112,8
FDirectzaai33,028,321,924,7
G"Overtrekken"7,18,05,95,7
HKalkstikstof (najaar)12,17,29,88,6
JKalkstikstof (voorjaar)15,111,613,813,4
 Gemiddeld11,99,69,59,7

Afbeelding. Effect van grondbewerking op de zichtbare hoeveelheid stoppelresten, van links naar rechts directzaai, cultiveren, ploegen.

In 2008 was de ziektedruk erg laag in vergelijking met andere jaren. Door het droge voorjaar is de epidemie van de verschillende ziekten niet of nauwelijks op gang gekomen. Verschillen in mate van ziekte werden niet waargenomen.

In tabel 3 is de opbrengst weergegeven per object. De opbrengst van het object met directzaai geeft een lagere opbrengst dan alle andere objecten (behalve object J). Dit is te verklaren door het lagere plantaantal bij dit object. De opbrengst bij object J is het laagst. Bij dit object is de spreiding tussen de veldjes groot. Bij één veldje was de opbrengst maar 6,6 ton/ha. Een logische verklaring voor deze lage opbrengst van dit object is op dit moment niet te geven.

Tabel 3. Opbrengst wintertarwe in 2008.
ObjectOmschrijvington/ha
APloegen9,2
BPraktijkobject9,1
CStoppelploegen9,5
DUrean (najaar)8,9
ERound-up(vóór oogst)8,9
FDirectzaai8,0
G"Overtrekken"8,9
HKalkstikstof(najaar)9,5
JKalkstikstof (voorjaar)7,8

2008-2009

In tabel 4 is de bedekking van de grond door stoppelresten gedurende de winter 2008-2009 weergegeven. Tussen de objecten is er duidelijk verschil in de mate van grondbedekking door de gewasresten ,veroorzaakt door de grondbewerking. Gemiddeld genomen is de grondbedekking door gewasresten gedurende de winter iets afgenomen, maar betrouwbaar is dat alleen bij object F het geval.

Tabel 4. Percentage grondbedekking door de gewasresten per object gedurende de winter 2008-2009.
ObjectOmschrijving29-916-21-5
APloegen0,30,20,3
BPraktijkobject12,89,010,6
CStoppelploegen4,94,04,1
DUrean (najaar)14,012,012,5
ERound-up (vóór oogst)13,010,410,5
FDirectzaai72,071,758,3
G"Overtrekken"9,49,08,6
HKalkstikstof (najaar)11,29,49,8
JKalkstikstof (voorjaar)12,410,910,9
 Gemiddeld16,715,213,7

In 2009 was de ziektedruk erg laag in vergelijking met andere jaren. Door het droge voorjaar is de epidemie van de verschillende ziekten niet of nauwelijks op gang gekomen. Er heeft één beoordeling van het gewas op ziekten plaatsgevonden op 5 juni. Er werd alleen Septoria en bruine roest gevonden. De resultaten staan weergeven in tabel 5. Betrouwbare verschillen tussen de objecten werden niet gevonden.

Tabel 5. Aantasting van het blad door de verschillende ziekten per object.
ObjectOmschrijvingSeptoria
(% blad oppervlak)
Bruine roest
(% bladeren met vlekje)
APloegen11,310,0
BPraktijkobject10,612,5
CStoppelploegen8,812,5
DUrean (najaar)10,626,2
ERound-up (vóór oogst)11,98,8
FDirectzaai13,116,2
G"Overtrekken"9,48,8
HKalkstikstof (najaar)10,626,2
JKalkstikstof (voorjaar)10,630,0
 gemiddeld10,816,8

In tabel 6 is de opbrengst weergegeven per object. De opbrengst van het object met directzaai geeft de laagste opbrengst. Echter, de verschillen zijn niet betrouwbaar. Dit is gedeeltelijk te verklaren door het iets lager plantaantal bij dit object.

Tabel 6. Opbrengst wintertarwe in 2009 (oogst 14 augustus).
ObjectOmschrijvingTon/ha
APloegen8,1
BPraktijkobject7,8
CStoppelploegen7,9
DUrean (najaar)8,2
ERound-up (vóór oogst)8,1
FDirectzaai7,7
G"Overtrekken"7,8
HKalkstikstof (najaar)8,2
JKalkstikstof (voorjaar)8,2

Conclusie

Door de lage ziektedruk en de matige gewasstand zijn er na twee jaar onderzoek nog geen harde conclusies te trekken over de invloed van de objecten op de onderdrukking van de ziektedruk (als gevolg van een verbeterde strovertering).
De indruk bestaat dat de verschillen erg klein zijn en dat de tarweteelt geen meetbare negatieve invloeden ondervindt van gewasresten van de voorgaande tarweteelt.