Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 21-12-2010

Verbetering van de signalering van ritnaalden

Doel van het onderzoek was het vinden van een signaleringsmethode en een bestrijdingsdrempel die onafhankelijk van de omstandigheden in het voorjaar voldoende betrouwbaar werken. Hiervoor was o.a. inzicht nodig in de factoren die hierop van invloed zijn.
Van de geteste lokstoffen/-methoden gaven de nu gebruikelijke halve aardappelknollen (toch) het beste resultaat. Voor een betrouwbare signalering is minimaal één week nodig en het is niet zinvol om de knollen langer dan twee weken in de grond te laten zitten. Zoals min of meer verwacht, zorgen oplopende temperaturen daarbij voor toenemende activiteit van ritnaalden. Uit de proef blijkt dat temperaturen vanaf 10°C voldoende zijn voor signalering.

Inleiding

Ritnaalden veroorzaken in de aardappelteelt kwalitatieve schade. Het 1 à 2 weken voor het poten ingraven van halve aardappelknollen om te bepalen of een bestrijding zinvol is, is onvoldoende betrouwbaar. Als immers geen schade wordt gevonden, wordt vaak toch behandeld als ware het een verzekeringspremie. Een goed signaleringssysteem maakt een besparing mogelijk op gewasbeschermingsmiddelen en/of voorkomt dat ten onrechte geen behandeling wordt uitgevoerd tegen ritnaalden.
Doel van het onderzoek was dan ook het vinden van een signaleringsmethode en een bestrijdingsdrempel die onafhankelijk van de omstandigheden in het voorjaar voldoende betrouwbaar werken. Hiervoor was o.a. inzicht nodig in de factoren die hierop van invloed zijn.

Onderzoek

In een eerste oriënterende proef werden drie typen vallen en acht mogelijke lokstoffen vergeleken op twee percelen van PPO-agv. De proef werd uitgevoerd in augustus 2006 en duurde twee weken.
Aansluitend werd in september 2006 een proef ingezet, waarin een vergelijking werd gemaakt tussen signaleren in het najaar en het voorjaar, voorafgaand aan het jaar waarin aardappels worden geteeld op een perceel. Ook werd wederom een aantal lokstoffen/-methoden vergeleken, o.a. met aardappelknollen en mengsels van granen.
Omdat meer achtergrondkennis nodig bleek werd in het voorjaar van 2007 een proef in klimaatcellen ingezet, waarin de activiteit van ritnaalden werd beoordeeld bij drie temperaturen en vier vochtniveaus. De ritnaalden werden hierbij op drie dieptes in een kolom grond geplaatst, om te kijken wat de invloed van de drie factoren was op de schade aan halve aardappelknollen.
In 2008 werden op basis van de in 2007 gevonden resultaten aanvullende proeven gedaan, naar de invloed van vochtniveau en temperatuur. Daarnaast werd gekeken wat de invloed is van gebruikte knolmaat en of de knollen al dan niet gesneden waren.

Afbeelding. Ritnaalden kunnen flinke schade aanrichten in aardappelen.

Resultaten en conclusies

In de eerste proef, in augustus 2006, werden geen ritnaalden en geen schade door ritnaalden gevonden, waarschijnlijk als gevolg van veel neerslag tijdens de proef.
In de vergelijking tussen signalering in het najaar en het voorjaar werden bij de signalering in het najaar meer ritnaalden gevonden dan in het voorjaar. Het aantal gevonden ritnaalden was echter laag, op beide momenten. Van de geteste lokstoffen/-methoden gaven de nu gebruikelijke halve aardappelknollen het beste resultaat. Bij het gebruik van hele knollen, beide mengsels van gewelde tarwe- en gerstzaden en gewelde tarwe- en maïszaden, hyacintenbollen en zuiveringszout werden geen ritnaalden gevonden.

In de proef in klimaatcellen bleek de activiteit van ritnaalden groter bij 15°C dan bij 5 of 25°C, hoewel er ook bij die temperaturen activiteit was. Het optimum wat betreft bodemvocht lag tussen 15 en 25%; het laatste is een vochtniveau dat dicht bij het verzadigingspunt van de grond ligt. Ook bij 10% bodemvocht (droge grond; beregening is dan vaak wenselijk) vond echter nog steeds aantasting plaats.

In 2008 bleek dat voor een betrouwbare signalering minimaal één week nodig is, maar dat het niet zinvol is om de knollen langer dan twee weken in de grond te laten zitten. Na twee weken was het aantastingniveau bijna verachtvoudigd in vergelijking met een week eerder. Zoals min of meer verwacht zorgen oplopende temperaturen daarbij voor toenemende activiteit van ritnaalden. Uit de proef blijkt dat temperaturen vanaf 10°C voldoende zijn voor signalering.

De verschillen in lokwerking tussen grotere en kleinere knollen kon niet worden aangetoond. Wel lijkt er een trend naar een betere lokwerking als knollen worden doorgesneden.

Figuur. Verdeling ritnaalden in de grond en schade aan aardappelknollen in een laboratoriumproef met kokers met grond.