Publicatie datum: 15-10-2001
Vanggewassen op het akkerbouwbedrijf
Bij intensief bespoten gewassen is een teeltvrije strook van 150 cm langs watervoerende sloten verplicht. Als op deze teeltvrije strook vanggewassen worden geteeld, mag deze strook smaller zijn (100 cm). De kosten nemen dan af.
Onderzoek wijst uit dat met vanggewassen en smalle teeltvrije zones de doelstellingen voor driftreductie worden bereikt. De kosten van teeltvrije stroken nemen toe naarmate de ontwatering intensiever is. Bij grote percelen en slootafstanden van 300 meter of meer gaat het om enkele tientallen meters per ha. Bij kleine percelen en slootafstanden van 10 tallen meters kan het oplopen tot 200 meter sloot per ha. Bij een intensief ontwateringssysteem is een smallere teeltvrijestrook in combinatie met een vanggewas economisch interessant.
Onderzoek
Vanggewassen reduceren drift naar het oppervlaktewater sterk. Het vanggewas moet minimaal even hoog zijn als de hoogte van de spuitboom. Bij zeer dichte en zeer open vanggewassen is de depositie benedenwinds van de spuitbaan groter dan bij een matig dicht vanggewas. Het laagste reductiepercentage bij een zeer open gewas bedroeg toch nog 50% ten opzichte van kort gras op de teeltvrije strook.
Het afremmen van de windsnelheid en het “invangen” van de driftdruppels zijn de belangrijkste processen die de emissie doen afnemen. De periode waarin gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast, verschillen per teelt. De keuze van vanggewassen beperkt zich tot enkele gewassen als er voor 15 mei wordt gespoten. Alleen riet of miscanthus zijn dan opties die aan de criteria voldoen. Tijdig gezaaide winterrogge en triticale hebben na 15 mei voldoende hoogte. Vroeg gezaaide zomertarwe is een week later. Hennep en maïs bereiken pas rond half juni voldoende hoogte.
Voor teelten met toepassingen van bestrijdingsmiddelen vroeg in het voorjaar zoals bodemherbiciden bij aardappelen, bieten, uien etc. zijn alleen permanente gewassen of hagen een oplossing. Ook kunnen andere maatregelen worden genomen om emissie naar het oppervlaktewater te beperken. Kappen of beddenspuiten en luchtondersteuning zijn ook erkende maatregelen in combinatie met een versmalde teeltvrije zone.
Het minimaliseren van de belasting van het oppervlaktewater vraagt om een geïntegreerde aanpak. Vanggewassen kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het terugdringen van de risico’s. Andere maatregelen zijn het gebruik van driftarme doppen, kappenspuiten en luchtondersteuning. Ook het spuiten van middelen met lage aquatox en het spuiten van lage doseringen dragen bij tot het verminderen van de kans op piekbelastingen. Uiteraard moet alleen bij weersomstandigheden worden gespoten waarbij drift minimaal is: dat is bij windsnelheden tussen de 1-5 meter per seconde op twee meter boven het maaiveld. Bij windstil weer kan er echter ook emissie ontstaan door verticale luchtstromingen. Het spuiten bij warm zonnig weer geeft veel verdamping van middelen. Bestrijdingsmiddelen worden ook veelvuldig, zij het in kleine hoeveelheden, in regenwater teruggevonden.
Conclusie
Smalle stroken met hoge vegetatie zijn in staat om een belangrijk deel van de druppeldrift te “vangen”, Uit onderzoek naar de effecten van deze “vanggewassen” bleek een vermindering van depositie op de strook van 1 tot 5 meter benedenwinds van de laatste spuitdop met 50-70% ten opzichte van de situatie waarin er geen vanggewas stond, Samen met het gebruik van spuitdoppen die een grof druppelspectrum hebben en een boomhoogte van maximaal 50 cm boven de grond of het gewas, kunnen vanggewassen langs slootkanten emissie van bestrijdingsmiddelen naar het oppervlakte water tot een minimum beperken,
De stroken vegetatie hoeven niet hoog of zeer dicht te zijn om hun werk als vanggewas te kunnen doen, Uit de resultaten bleek soms de tendens dat juist een meer open vegetatie meer effect had dan een zeer dichte vegetatie,
De verschillen in depositie in de baan van 1 tot 5 meter benedenwinds van de laatste spuitdop tussen kort gras en een vanggewas waren steeds zeer significant, Verschillen tussen vanggewassen die varieerden in hoogte en dichtheid waren incidenteel significant,
Het inpassen van vanggewassen in de bedrijfsvoering kan problemen opleveren, In principe moeten vanggewassen voor alle bespuitingen in voldoende mate drift “invangen”, De eerste toepassingen van bestrijdingsmiddelen is vaak al vroeg in het voorjaar als er nog nauwelijks vegetatieve groei plaatsvindt, Overblijvende gewassen als myscanthus en riet waarvan de stengels in het voorjaar nog overeind staan, kunnen oppervlakte water mogelijk beschermen tegen depositie als gevolg van vroege bespuitingen, Permanente stroken vanggewas zijn echter weer duur, omdat ook bij gewassen waar de verplichte teeltvrije zône zeer smal is, er een bredere strook door het vanggewas wordt bezet,
Bij een maximale breedte van de teeltvrije strook van 150 cm is het werken met vanggewassen nauwelijks interressant, Als de breedte van teeltvrije stroken groter moeten zijn en in situaties met veel slootlengte per ha is het uit economisch oogpunt aantrekkelijk langs de watervoerende sloten vanggewassen te verbouwen.