Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 14-08-2009

Toetsing van meststoffen en bemestingssystemen in de aardappelteelt

Er wordt in de praktijk veel informatie verspreid over de positieve aspecten van bepaalde 'nieuwe' meststoffen en bemestingssystemen. In opdracht van o.a. het Productschap Akkerbouw hebben NMI en PPO-agv daarom de gebruikswaarde (o.a. effect op opbrengst en kwaliteit) van een aantal van die meststoffen en bemestingssystemen voor de teelt van poot-, zetmeel- en consumptieaardappelen vastgesteld. In aanvulling daarop is in de veldproeven met zetmeel- en consumptieaardappelen op zandgrond ook het effect op de efficiëntie van de toegediende stikstof onderzocht.

In totaal betrof het 9 veldproeven die zijn uitgevoerd in de jaren 2006, 2007 en 2008. Uit dit onderzoek bleek dat de meerwaarde van 'nieuwe' meststoffen voor het realiseren van de optimale opbrengst bij een verlaagde N-gift beperkt was, dat verlaging van de N-gift met kalkammonsalpeter tot 2/3e van het N-advies bij aardappelen gemiddeld leidde tot een opbrengstderving van 4% en dat een verbeterd N-bijmestsysteem de beste mogelijkheden biedt om een hoge N-benutting bij behoud van opbrengst en kwaliteit te realiseren.

Inleiding

Er wordt in de praktijk veel informatie verspreid over de positieve aspecten van bepaalde 'nieuwe' meststoffen en bemestingssystemen. In opdracht van Productschap Akkerbouw, een aantal meststoffenbedrijven, de Stichting Proefboerderij Prof. Dr. J.M. van Bemmelenhoeve en het Ministerie van LNV hebben NMI en PPO-agv daarom de gebruikswaarde (o.a. effect op opbrengst en kwaliteit) van een aantal van die meststoffen en bemestingssystemen voor de teelt van poot-, zetmeel- en consumptieaardappelen vastgesteld. In aanvulling daarop is in de veldproeven met zetmeel- en consumptieaardappelen op zandgrond ook het effect op de efficiëntie van de toegediende stikstof onderzocht.
In totaal betrof het 9 veldproeven die zijn uitgevoerd in de jaren 2006, 2007 en 2008. In ieder jaar is een proef uitgevoerd met pootaardappelen op zavelgrond te Lelystad, een proef met zetmeelaardappelen op zandgrond te Rolde en een proef met consumptieaardappelen op zandgrond te Vredepeel.

Opzet en uitvoering

In alle 9 veldproeven was de globale proefopzet gelijk. Er waren steeds 5 referentie-objecten in de proeven aanwezig waarvan de N-gift overeenkwam met 0, 1/3, 2/3, 3/3 en 4/3 van het N-bemestingsadvies en er was een zesde referentie-object met dierlijke mest zonder toevoegmiddel. Daarnaast waren er 5 test-objecten met een nieuwe meststof (Flex Fertilizer System, Entec, Scotts-product, Yara-product en Piadin in dierlijke mest) en een object met een verbeterd N-bijmestsysteem (NBS) aanwezig.

3. Resultaten

Gemiddeld over alle 9 proeven werd de optimale opbrengst gerealiseerd bij een N-gift van 3/3 van het advies, maar in individuele proeven varieerde dit van 1/3 tot 4/3 van het advies. Gemiddeld over 8 van de 9 proeven waren de opbrengsten verkregen met nieuwe meststoffen en/of bemestingssystemen vergelijkbaar met die in de referentieobjecten met kalkammonsalpeter bij een N-gift die overeenkwam met het N-advies en bij dezelfde N-gift als die in de testobjecten. Zo bedroeg de meeropbrengst bij Entec en het Scotts-product 1% en bij het Yara-product 0, terwijl met Flex Fertilizer System en het NBS-object een iets lagere (2%) opbrengst werd verkregen dan in het referentie-object met 3/3 N (tabel 1).

Tabel 1. Resultaten van de relatieve opbrengsten (voor pootaardappelen en consumptieaardappelen) en uitbetalingsgewichten (zetmeelaardappelen), waarbij het resultaat van 3/3 N op 100% is gesteld.
ObjectPootaardappelenZetmeelaardappelenConsumptieaardappelenGemiddeld (m.u.v. Ca 2007)
200620072008200620072008200620072008
0616979664872761047468
1/3 N889494997490891109590
2/3 N95909810091941031069596
3/3 N100100100100100100100100100100
4/3 N103921028810610010397109100
Flex106105999582979010210798
Entec1001051021009910510010998101
Yara10411199100919891106103100
Scotts1001081031029710788110103101
Mest+807596927085861149985
Mest-797493856982831069883
NBS103104999989939611110498

NB: de N-gift met de nieuwe meststoffen was gelijk aan 90% van N-advies bij poot- en zetmeelaardappelen en 67% van N-advies bij consumptieaardappelen. Bij NBS was de N-gift 45-92% van N-advies.

Toediening van Piadin leidde steeds tot een verhoging van de N-werking van de mest. Bij het suboptimale N-niveau in de proeven was de N-werking in de mest met Piadin gemiddeld over alle proeven (exclusief de consumptieaardappelen in 2007) 47% en in de mest zonder Piadin 41%. Uitgaande van een N-gift met mest van 170 kg N/ha betekent dat dat door toediening van Piadin circa 10 kg N/ha via kunstmest kan worden bespaard.

Gemiddeld over 5 van de 6 proeven op zandgrond was de benutting of efficiëntie van N die werd toegediend met nieuwe meststoffen en/of bemestingssystemen wat hoger dan die in het referentie-object met 3/3 N. Dit was met name het geval bij NBS, waar gemiddeld 62% van de toegediende N werd opgenomen door het gewas, en bij Scotts, waar dat aandeel gelijk was aan 57% (tabel 2). Voor NBS was de relatief hoge N-benutting voor een belangrijk deel het gevolg van een lagere N-gift dan die in het referentie-object.

Tabel 2. Schijnbare N-benutting (ANR) per object in de proeven met zetmeelaardappelen te Rolde en consumptieaardappelen te Vredepeel.
ObjectZetmeelaardappelenConsumptieaardappelenGemiddeld
200620072008200620072008
1/3 N0,720,510,780,620,430,510,63
2/3 N0,750,570,660,610,340,440,61
3/3 N0,530,570,530,460,310,410,50
4/3 N0,380,480,370,350,270,390,39
Flex0,660,420,480,350,250,590,51
Entec0,620,520,560,490,350,370,51
Yara0,640,630,490,280,300,560,51
Scotts0,700,640,720,330,290,480,57
Mest+0,450,440,340,270,180,420,38
Mest-0,350,450,220,250,010,370,33
NBS0,650,610,710,480,420,630,62

NB: het gemiddelde is berekend op basis van 5 van de 6 proeven. De proef met consumptieaardappelen uit 2007 is buiten beschouwing gelaten.

Samenvattend

  • Flex Fertilizer System: de opbrengsten bij Flex Fertilizer System waren over het algemeen vergelijkbaar, en in een enkel geval lager dan wel hoger dan die van het referentie-object met een vergelijkbare N-gift. De Nmin-voorraad na de oogst was in bijna alle proeven relatief laag;
  • Entec: de opbrengsten bij Entec waren over het algemeen vergelijkbaar of iets hoger dan die van het referentie-object met een vergelijkbare N-gift;
  • Yara-product: de opbrengsten bij het Yara-product waren over het algemeen vergelijkbaar, en in een enkel geval lager dan wel hoger dan die van het referentie-object met een vergelijkbare N-gift;
  • Scotts-product: de opbrengsten bij het Scotts-product waren over het algemeen vergelijkbaar, en in een enkel geval lager dan wel hoger dan die van het referentie-object met een vergelijkbare N-gift. Zowel de N-benutting als de Nmin-voorraad na de oogst waren relatief hoog;
  • Piadin: toevoeging van Piadin aan mest leidde tot een hogere N-werking van de mest. Tevens werden bij suboptimale N-giften iets hogere opbrengsten gerealiseerd door toevoeging van de Piadin. Ook was de N-werking van mest met Piadin hoger dan van mest zonder Piadin. In de proeven op zandgrond werd de N-benutting verhoogd door Piadin-toevoeging aan mest. De Nmin-voorraad na de oogst was in de meeste proeven in de objecten met mest zonder Piadin gelijk aan en soms hoger of iets lager dan in de objecten met mest met Piadin;
  • NBS: de opbrengsten bij NBS waren over het algemeen vergelijkbaar, en in een enkel geval lager dan wel hoger dan die van het 3/3 N object, terwijl de N-gift steeds aanzienlijk lager was. De Nmin-voorraad na de oogst was in bijna alle proeven relatief laag terwijl de N-benutting relatief hoog was.

Conclusies

  • De meerwaarde van ‘nieuwe’ meststoffen voor het realiseren van de optimale opbrengst bij een verlaagde N-gift is beperkt;
  • Verlaging van de N-gift met kalkammonsalpeter tot 2/3 van het N-advies leidde bij aardappelen gemiddeld tot een opbrengstderving van slechts 4%;
  • Een verbeterd N-bijmestsysteem biedt de beste mogelijkheden om een hoge N-benutting bij behoud van opbrengst en kwaliteit te realiseren, door in te spelen op de N-leverantie door de bodem en de N-behoefte van het gewas.