Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 01-07-2003

Toepassing van vloeibare NPK-meststoffen

Is het gebruik van vloeibare meststoffen voor de akkerbouw zinvol?

  • Voordeel van vloeibare meststoffen is dat ze beter geplaatst en gedoseerd kunnen worden dan vaste meststoffen. Daarnaast kunnen ze gemakkelijker in allerlei concentraties worden gemengd en toegediend;
  • De belangrijkste toepassingen zijn het volvelds verspuiten van urean in granen en aardappelen en injecteren (rijenbemesting) van ammoniumwater (cultanmethode) voor aardappelen en NP-meststoffen voor fosfaatbehoeftige gewassen;
  • In normale jaren geven vloeibare meststoffen geen meeropbrengst in akkerbouwgewassen. Alleen in extreme jaren (bij droogte en natte) kan een beter resultaat worden verkregen;
  • Het verspuiten van urean is alleen rendabel voor de grote graanbedrijven in het noorden van het land. Het gebruik van de cultanmethode in aardappelen is niet rendabel;
  • Bij rijenbemesting op klei en leem kunnen vloeibare NP-meststoffen wel voordelen bieden. Onder natte omstandigheden treedt minder snel versmering op, dit omdat er dunnere toedieningskouters worden gebruikt;
  • In de toekomst kan bij het verder verfijnen van bijmestsystemen en rijenbemesting (lagere geadviseerde giften) mogelijk een hoger rendement met vloeibare meststoffen worden behaald.

Inleiding

In het algemeen kunnen vloeibare meststoffen beter worden geplaatst en gedoseerd dan vaste meststoffen. Daarnaast kunnen vloeibare meststoffen gemakkelijker in allerlei concentraties worden gemengd en toegediend. Bovendien zijn meststoffen als urean en ureum goedkoper dan KAS. Verwacht wordt dan ook dat met vloeibare meststoffen hogere opbrengsten worden verkregen, waarbij ook nog eens bespaard kan worden op de kunstmestgift. Door het gebruik van vloeibare meststoffen zou daarom gemakkelijker aan Minas kunnen worden voldaan, zonder dat dit ten koste gaat van de opbrengst van de gewassen. Maar is dit ook werkelijk zo? Door het PPO zijn, in opdracht van het HPA, de resultaten van oud en nieuw praktijkonderzoek naar vloeibare NPK-meststoffen in de akkerbouw op een rijtje gezet.

Proefopzet

Wijze van toediening

De wijze van toediening (bovengronds of ondergronds) heeft grote invloed op de werking van vloeibare meststoffen. Vloeibare meststoffen kunnen met een veldspuit worden verspoten of in de grond worden geïnjecteerd. Ook kunnen meststoffen aan irrigatiewater (fertigatie) worden toegevoegd. Fertigatie wordt hier buiten beschouwing gelaten. Een nieuwe ontwikkeling is het flexfertilizer-systeem. Hieraan is nog te weinig onderzoek gedaan om de waarde ervan te kunnen bepalen.

Verspuiten van meststoffen

Urean en ureum zijn de meest gebruikte stikstofmeststoffen (tabel 1). Ze worden vooral in granen en soms in aardappelen gebruikt. Wanneer na het verspuiten de meststof niet direct in de grond wordt gewerkt, vervluchtigt gemiddeld genomen ca. 8% van de stikstof als ammoniak bij gebruik van urean en ca.15% bij dat van ureum. Voor de basisgift is dan ook vaak meer stikstof nodig dan bij gebruik van KAS. Op jonge kalkrijke zeeklei is de ammoniakvervluchtiging het hoogst. Het gebruik op deze gronden is niet zinvol.
Voor bijbemestingen is de adviesgift voor vloeibare en vaste meststoffen dezelfde. Wel wordt de stikstofgift bij gebruik van urean en ureum in meerdere, kleinere giften gegeven. Deze kleine giften zijn nodig omdat anders bladverbranding ontstaat. Om dit te voorkomen mag afhankelijk van het gewasstadium niet meer dan 10 à 20 kg N per ha per keer worden toegediend. Ook wordt de bemesting wel met sleepslangetjes uitgevoerd, zodat de meststof niet op het blad terechtkomt. Voordeel van bespuitingen over het gewas is dat een deel van de meststof direct, via het blad, wordt opgenomen. Hierdoor kunnen tekorten vooral bij droogte snel worden opgeheven. Bij veel neerslag is de kans op uitspoeling geringer door de grotere spreiding van de giften. Uit het onderzoek komt naar voren dat in het algemeen het verspuiten van urean en ureum, vanwege de hogere kans op ammoniakvervluchtiging, toch geen bemestingsvoordelen oplevert ten opzichte van het strooien van vaste meststoffen. Alleen op uitspoelings- en droogtegevoelige zandgronden zonder beregeningsmogelijkheden kunnen ze mogelijk tot een hogere opbrengst leiden (tabel 1).
De belangrijkste reden om urean en ureum te gebruiken is dat het goedkope meststoffen zijn. Verder worden arbeidsbesparing en –verlichting als belangrijke voordelen genoemd. Door de toenemende breedte van kunstmeststrooiers en toenemende gebruik van vaste meststoffen in bulk i.p.v. zakken vervallen deze voordelen grotendeels. Een nevenvoordeel van een bespuiting met urean en ureum is dat dit kan worden gecombineerd met het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, bijvoorbeeld bij de bestrijding van Phytophthora in aardappelen. Om bladverbranding te voorkomen wordt dan vaak wel lagere concentraties van urean en ureum gebruikt. Een nadeel van urean is dat het sterk corrosief is. Daarom zijn er extra kosten verbonden aan de opslag en toediening. Ook moet er een corrosievrije veldspuit worden gebruikt. Het gebruik van urean is daarom alleen rendabel voor de grote graanbedrijven in het noorden van het land. Ureum wordt slechts sporadisch gebruikt.
Uit het onderzoek naar het verspuiten van vloeibare fosfaat- en kalivloeistoffen heeft geen positieve resultaten opgeleverd. Bovendien zijn deze meststoffen erg duur.

Injecteren van meststoffen

Het injecteren van meststoffen vindt meestal éénmalig plaats aan het begin van het groeiseizoen. Tot voorkort werd ammoniak nog gebruikt bij de teelt van zetmeelaardappelen op de noordoostelijke zand- en dalgronden. Het gebruik van ammoniak is echter niet meer toegestaan. Andere N- en NP-meststoffen worden voornamelijk in de rij geïnjecteerd. Vooral bij droogte biedt het dieper en daardoor in vochtiger grond plaatsen van meststof voordelen. Bij rijenbemesting van zowel vaste als vloeistoffen worden meststoffen dicht bij de wortels geplaatst, ze zijn hierdoor sneller voor het gewas opneembaar dan bij het volvelds gebruik van vaste meststoffen. Dit geldt met name voor fosfaat, dat in de bodem weinig mobiel is. Een voordeel van rijenbemesting met een vloeistof is dat de meststof uniformer wordt verdeeld en dunnere toedieningskouters kunnen worden gebruikt. Dit laatste geeft minder grondverstoring. Een nadeel van kouters is wel dat onder natte omstandigheden versmering op klei of leem op kan treden.

Stikstofmeststoffen

Injectie van ammoniumhoudende meststoffen (ammoniumwater en urean) vindt veelal in hoge concentraties plaats, hierdoor verloopt de omzetting naar nitraat langzaam, waardoor stikstof regelmatiger voor het gewas vrijkomt dan bij breedwerpig strooien van vaste meststoffen. Ook vermindert hierdoor de kans op nitraatuitspoeling. De hoeveelheid benodigde stikstof wordt aan het begin van het groeiseizoen door Nmin bemonstering bepaald. Een groot nadeel van een éénmalige stikstofgift is dat gedurende het groeiseizoen niet wordt ingespeeld op de mineralisatie van organische stof en op eventuele uitspoeling van nitraatstikstof, die al in de grond aanwezig is. De toepassingsmogelijkheden lijken dan ook het grootst op weinig mineraliserende zandgronden.
Bij de cultanmethode wordt éénmalig een oplossing van ammoniumsulfaat en ureum (ammoniumwater) vlak bij de gewasrij geïnjecteerd. Van de akkerbouwgewassen is alleen bij aardappel onderzoek gedaan. Bij dit gewas werkt cultan niet beter dan KAS. Bij aardappel is deze methode dan ook niet rendabel. Bovendien is het lastig om bij rijenbemesting bij te bemesten, omdat dit alleen op basis van gewasanalyses, zoals de bladsteeltjesmethode, kan.

NP-meststoffen als startgift

In een koud en/of droog voorjaar kan een startgift met ammoniumfosfaat (NP-meststoffen) bij slecht wortelende fosfaatbehoeftige gewassen zinvol zijn. Bekend is het gebruik bij maïs. Daarnaast biedt het gebruik van NP-meststoffen in aardappelen en bonen perspectief. De toediening van ammoniumpolyfosfaat (APP) heeft hierbij in het algemeen geen meerwaarde ten opzichte van de toediening van andere NP-meststoffen. Wel werken de NP-meststoffen gemiddeld genomen iets beter dan (tripel)superfosfaat (tabel 1). Er zijn geen gegevens bekend in hoeverre vloeibare NP-meststoffen in de rij toegediend door de uniformere verdeling en minder grondverstoring beter werken dan vaste.

Tabel 1. De verschillende onderzochte toepassingen van vloeibare meststoffen in akkerbouwgewassen. Voor stikstof is een inschatting van het rendement gemaakt ten opzichte van het breedwerpig strooien van KAS volgens gangbare (bij)bemestingssystemen. De werking van vloeibare NP-meststoffen in vergeleken met die van (tripel)superfosfaat in de rij toegediend. Bij droogte zullen vloeibare meststoffen alleen voordelen bieden indien er geen beregeningsmogelijkheden zijn.
Eigenschap Urean Ureum Ammoniumwater NP-meststoffen
Toediening Volvelds verspuitenVolvelds verspuitenIn de rij injecterenIn de rij injecteren
Toepassing Basisgift en bijbemestingBijbemestingEénmaligStartgift
Gewassen Alle akkerbouwgewassenGranen en aardappelAardappelFosfaatbehoeftige gewassen
Bodem Niet op kalkrijke bodemNiet op kalkrijke bodemOp weinig mineraliserende zandgrondenGeen relatie met Pw in en boven het streeftraject
Verhoging

opbrengst

Basisgift: gemiddeld genomen een iets lagere opbrengst. Bijbemestingen: gemiddeld niet. Wellicht iets hogere opbrengst op zand.Gemiddeld niet. Wellicht iets hogere opbrengst op zand.Geen opbrengst-verhogingKans op opbrengstverhoging in een koud en droog voorjaar.
Verlaging gift Basisgift: gemiddeld genomen hogere gift vanwege ammoniakver-vluchtiging.
Bijbemesting: in een nat jaar mogelijk minder uitspoeling
In een nat jaar mogelijk minder uitspoelingNietNiet

Resultaten

Geen betere resultaten met vloeibare meststoffen.
Bij akkerbouwgewassen werken vloeibare meststoffen in normale jaren niet beter dan vaste. Dit geldt ook wanneer in droge jaren kan worden beregend. Wanneer urean wordt verspoten, werkt dit gemiddeld genomen zelfs slechter dan KAS. In extreme natte en droge jaren is de efficiëntie van vloeibare meststoffen wel iets hoger op uitspoelingsgevoelige zandgronden. Dit weegt echter niet op tegen de veelal hogere kosten verbonden aan het gebruik en opslag van deze meststoffen.
Bij bijbemestingen hebben de geringe opbrengstverschillen tussen vloeibare en vaste meststoffen deels te maken met de hoogte van de stikstofbemestingsadviezen. De geadviseerde giften van minimaal 30 tot 40 kg N/ha zijn nog voldoende nauwkeurig met vaste meststoffen te geven. Bij lagere geadviseerde giften biedt het gebruik van vloeibare meststoffen mogelijk meer perspectief. Daarvoor moeten eerst de bijmestsystemen nauwkeurig worden. Vloeibare meststoffen kunnen bij rijenbemesting mogelijk wel voordelen bieden. Niet omdat ze zoveel beter werken, maar meer omdat ze gemakkelijk toe te dienen zijn en er minder grondverstoring door dunnere kouters optreedt dan bij gebruik van vaste meststoffen.

Conclusies

In normale jaren geven vloeibare meststoffen geen meeropbrengst in akkerbouwgewassen. Alleen in extreme jaren (bij droogte en natte) kan een beter resultaat worden verkregen. In het algemeen weegt de iets hogere efficiëntie van vloeibare meststoffen niet op tegen de hogere kosten verbonden aan het gebruik van deze meststoffen.
Doordat vloeibare meststoffen nauwkeuriger kunnen worden toegediend dan vaste kan bij het verder verbeteren van bijmestsystemen en rijenbemesting mogelijk een hoger rendement met vloeibare meststoffen worden behaald.

Tips

  • Wees voorzichtig met het combineren van vloeibare meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen.
  • Hou er ook rekening mee dat voor vloeibare meststoffen vaak met een grovere druppel worden verspoten dan gewasbeschermingsmiddelen.
  • Op klei en leem kunnen bij rijenbemesting onder natte omstandigheden toedieningskouters versmering van de grond veroorzaken.
  • Overweeg bij rijenbemesting vloeibare meststoffen te gebruiken. Door de dunnere toedieningskouters treedt minder grondverstoring op.