Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-06-1999

Teelthandleiding zomergerst - zaaien

In dit hoofdstuk van de teelthandleiding zomergerst wordt ingegaan op aspecten van het zaaien van zomergerst.

Zaaizaad

Zaaizaad voor de teelt van brouwgerst moet ten aanzien van raszuiverheid, kiemkracht, gezondheidstoestand en zuiverheid aan hoge eisen voldoen. Het is dan ook erg belangrijk dat gebruik gemaakt wordt van door de NAK goedgekeurd zaaizaad. Voor de teelt van consumptiegerst (brouwgerst en voergerst) wordt als regel gecertificeerd zaad van de eerste of tweede vermeerdering gebruikt. Op het label zijn de belangrijkste kenmerken van een partij zaaizaad vermeld. Hieronder ook het duizendkorrelgewicht, waarvan gebruik gemaakt kan worden bij het berekenen van de zaaizaadhoeveelheid.

Raszuiverheid

Rasvermenging mag bij door de NAK goedgekeurd zaaizaad niet voorkomen. Met name bij de teelt van zaaizaad maar ook bij de teelt van brouwgerst is het bijzonder belangrijk uit te gaan van raszuiver zaaizaad. Bij deze teelten kan rasvermenging namelijk leiden tot afkeuring van de partij.

Kiemkracht

De kiemkracht geeft het percentage zaden aan dat onder optimale omstandigheden gaat kiemen. Dit getal is op het NAK-certificaat vermeld en wordt in het laboratorium bepaald. De feitelijke opkomst zal echter mede afhangen van de veldomstandigheden bij en kort na het zaaien. Ziektevrij zaaizaad kan jarenlang voldoende kiemkrachtig blijven mits het droog en koel wordt bewaard.
Voor een voldoende hoge veldopkomst is behalve de kiemkracht ook de kiemenergie of vitaliteit van het zaad belangrijk. Daaronder verstaan we de kracht van het gekiemde zaad om uit te groeien tot een kiemplant. Via een test is het mogelijk om ook de vitaliteit van het zaad te bepalen.

Zaadbehandeling

In het kiemplantstadium is de plant zeer kwetsbaar voor schimmelziekten. Door het zaaizaad te behandelen met een fungicide kan het risico van het wegvallen van kiemplanten door schimmels in de bodem worden beperkt. Behalve tegen kiem- en bodemschimmels is ook tegen stuifbrand, steenbrand, strepenziekte en netvlekkenziekte een zaadbehandeling mogelijk. De kosten van een zaadbehandeling zijn relatief laag en de belasting voor het milieu is gering.

Zaaimethoden

Vrijwel alle zomergerst in Nederland wordt op rijen gezaaid, hoewel het ook mogelijk is breedwerpig te zaaien. Breedwerpig het zaad verdelen en daarna inwerken hoeft niet tot opbrengstderving te leiden, maar het zaad komt op ongelijkmatige diepte te liggen, wat een ongelijktijdige opkomst en een onregelmatig gewasbestand tot gevolg heeft. Dit kan een nadelig effect op de korrelsortering hebben. Daarom dient bij de teelt van brouwgerst op rijen gezaaid te worden.
Het rijenzaaien gebeurt veelal met een nokkenradzaaimachine of met een pneumatische zaaimachine. Precisiezaaien levert weliswaar een homogener gewas op door een regelmatige zaadverdeling en zaaidiepte, op de korrelopbrengst heeft het echter nauwelijks invloed.
De laatste jaren wordt steeds meer gebruik gemaakt van een zaaicombinatie. Hierbij wordt in één werkgang het zaaibed klaargemaakt en de zomergerst ingezaaid.

Zaaizaadhoeveelheid

Het zaaien dient gericht te zijn op het verkrijgen van een gewenst aantal planten per m2. De hoeveelheid zaaizaad die hiervoor nodig is, is afhankelijk van het duizendkorrelgewicht en de geschatte veldopkomst. Onder goede omstandigheden is de veldopkomst nauwelijks lager dan de vermelde kiemkracht. Door een onregelmatige diepteligging (droogliggen, wegpikken door vogels), het zaaien onder koude omstandigheden, structuurproblemen, slemp of schimmelziekten kan de opkomst minder gunstig zijn. De opkomstpercentages in de praktijk variëren veelal van 70% tot 95%. Het duizendkorrelgewicht is sterk afhankelijk van het ras, maar varieert ook van jaar tot jaar en van partij tot partij, en staat vermeld op het NAK-label. Meestal ligt de waarde tussen de 45 en 55 gram.
Uit diverse onderzoeken, zowel in de zeventiger als in de tachtiger jaren, is gebleken dat de invloed van de plantdichtheid op de korrelopbrengst van zomergerst zeer beperkt is. Zowel op zandgrond als op kleigrond werd de korrelopbrengst nauwelijks beïnvloed door zaaizaadhoeveelheden tussen 60 en 200 kg per ha (100 tot 350 planten/m2). Wel heeft de zaaidichtheid een sterke invloed op de opbouw en de structuur van een zomergerstgewas. Door meer zaaizaad te gebruiken wordt het aantal aren per m2 verhoogd. Een gevolg hiervan is echter een lager aantal korrels per aar en een lager duizendkorrelgewicht. Hierdoor is het effect op de opbrengst uiteindelijk zeer beperkt. De teeltkosten (zaaizaadkosten) nemen echter wel toe. Bovendien neemt de korrelgrootte en daarmee het volgerstpercentage af, en heeft een hoge zaaidichtheid een negatief effect op de stevigheid en de ziektegevoeligheid van het gewas. Voor de teelt van brouwgerst, maar ook van voergerst, is daarom het gebruik van veel zaaizaad ongewenst. Het advies is te streven naar niet meer dan 225 planten per m2. Vaak bleken 175-200 goed verdeeld staande planten per m2 voldoende om de hoogste korrel- en volgerstopbrengst te behalen. Dit advies geldt voor alle regio's en grondsoorten.

Hoeveelheid zaaizaad per ha

Bij de vaststelling van de hoeveelheid zaaizaad zal de teler de veldopkomst moeten inschatten.
Bij aankoop van gecertificeerd zaaizaad is het duizendkorrelgewicht vermeld op het label. Zaaizaad wordt geleverd in zakken van 25 kg. Het advies is 250 kiemkrachtige zaden per m2 te zaaien. Bij late zaai wordt 10% meer zaaizaad geadviseerd, evenals bij mechanische onkruidbestrijding.
Met de formule: planten per m2 x dkg gedeeld door kiemkracht% = aantal kg per ha te berekenen. Veelal is de tabel op de zak afgedrukt, zodat direct bepaald kan worden welke hoeveelheid bij een bepaald duizendkorrelgewicht gezaaid moet worden.

Tabel 1. Zaaizaadhoeveelheid in kg per ha bij verschillende plantdichtheden, veldopkomstpercentages en duizendkorrelgewichten.
planten per m2veldopkomst(%)zaaizaadhoeveelheid (kg/ha) bij een duizendkorrelgewicht van
455055
20070129143157
80113125138
90100111122
22570145161177
80127141155
90113125138
25070161179196
80141156172
90125139153

Zaadverdeling en zaaidiepte

Rijenafstand

Een uniforme ontwikkeling van planten in een gewasbestand wordt verkregen als de zaden regelmatig verdeeld en op gelijke diepte zijn gezaaid. Een nauwe rijenafstand bevordert de plantverdeling. Bij een halvering van de rijenafstand van 25 naar 12½ cm wordt de afstand tussen de planten in de rij twee keer zo groot (bij 200 planten per m2 van gemiddeld 2 naar 4 cm). Daardoor treedt de onderlinge concurrentie tussen de jonge gerstplanten pas later op, wat de beginontwikkeling van de plant bevordert en resulteert in een betere grondbedekking. Onderzoek in Nederland en in het buitenland heeft aangetoond dat de korrelopbrengst bij 12½ cm gemiddeld 5-6% hoger is dan bij een rijenafstand van 25 cm. Deze opbrengstverhoging is vooral een gevolg van betere uitstoelingsmogelijkheden, waardoor meer aren worden gevormd.

Zaaidiepte

De zaaidiepte is een belangrijke factor voor de veldopkomst. Bij zomergerst wordt een zaaidiepte van 3 tot 4 cm aanbevolen. Wanneer dieper wordt gezaaid moeten de net ontkiemde gerstplanten te veel energie besteden aan het bovenkomen. Het gevolg is een lager opkomstpercentage, een zwakkere beginontwikkeling en uitstoeling en een grotere gevoeligheid voor ziekten. Ondieper zaaier versnelt weliswaar de opkomst en vergroot de uitstoelingsmogelijkheden, maar ook de kans op droogliggen en/of het wegpikken door vogels. Vooral wanneer de zaaidiepte onregelmatig is treden deze problemen op. Een gelijke diepteligging van het zaad geeft een gelijktijdige opkomst, zodat alle kiemplanten zich gelijkmatig kunnen ontwikkelen. Een zorgvuldige zaaibedbereiding en een goede afstelling van de zaaimachine zorgen voor een gelijkmatige zaaidiepte.

Zaaitijdstip

Het zaaitijdstip is een belangrijke en ernstig onderschatte factor bij de teelt van zomergerst. Niet alleen voor de opbrengst maar ook voor de brouwkwaliteit kan vroeg zaaien bijzonder gunstig zijn. Later zaaien heeft weliswaar ook een latere afrijping tot gevolg, maar de verschillen in afrijping zijn veel minder groot dan de zaaitijdverschillen. Laat zaaien betekent derhalve een kortere groeiperiode waarin de diverse groeistadia in een sneller tempo worden doorlopen. Dit werkt ongunstig op de gewasontwikkeling: de uitstoeling is minder, het stro korter en de aren zijn kleiner. Gemiddeld wordt in ons land de zomergerst eind maart-begin april gezaaid, terwijl het optimale zaaitijdstip vóór half maart ligt. Ongunstige weersomstandigheden in het vroege voorjaar zijn hier meestal de oorzaak van, maar ook het onvoldoende bekend zijn met het belang van vroeg zaaien speelt hierbij een rol. Van de zomergranen verdraagt zomergerst laat zaaien beter dan zomertarwe en haver. Naarmate later in het voorjaar nog een zomergraan gezaaid moet worden, verdient zomergerst steeds meer de voorkeur.

Korrelopbrengst

De korrelopbrengst van zomergerst daalt naarmate later wordt gezaaid. Deze daling blijft beperkt zolang het zaaitijdstip nog in maart is. Bij zaaien in april moet rekening gehouden worden met gemiddeld flink lagere opbrengsten.
Bij een PPO-onderzoek op proefboerderij Ebelsheerd bedroeg de meeropbrengst van een januari-zaai t.o.v. een april-zaai gemiddeld over vier jaar ongeveer 1000 kg per ha (variërend van 0 tot bijna 2700 kg per ha (zie tabel 2).

Tabel 2. Effect van het zaaitijdstip op de korrelopbrengst (ton per ha, 16% vocht) van zomergerst; Proefboerderij Ebelsheerd 1992-1995.
ZaaitijdstipKorrelopbrengst
19921993199419951992199319941995
21 januari18 januari 13 januari7,28,1 7,2
20 februari15 februari17 februari8 februari6,78,14,77,0
 10 maart22 maart  7,84,6 
9 april30 maart19 april5 april6,07,84,74,5

In geen van de jaren was er een negatief effect, of werd er (vorst)schade geconstateerd in vroeg gezaaide gerst. Het advies is daarom om zomergerst zo vroeg mogelijk te zaaien, en de mogelijkheden die zich hiervoor na ongeveer 1 februari voordoen niet onbenut te laten. Alleen op slempgevoelige gronden heeft een korte periode tussen zaaien en opkomst de voorkeur, en is het beter niet al te vroeg te zaaien. De lagere opbrengst bij later zaaien wordt vooral veroorzaakt door een afname van het aantal aren per m2. Meer zaaizaad en een hogere N-gift bij laat zaaien stimuleert weliswaar de vorming van het aantal aren, maar hebben beide ook een negatief effect op de brouwkwaliteit. Bij de teelt van brouwgerst wordt daarom het gebruik van meer zaaizaad en stikstof bij later zaaien niet aanbevolen.

Brouwkwaliteit

Het eiwitgehalte van de korrel van vroeggezaaide zomergerst is vaak iets lager dan bij later gezaaide gerst. Omdat een te hoog eiwitgehalte in verschillende regio’s een probleem is, kan vroeg zaaien hier tevens gunstig zijn voor de kwaliteit. Ook het volgerstpercentage wordt door vroeg zaaien vaak positief beïnvloed.

Oogstzekerheid

Behalve een lagere opbrengst heeft laat zaaien ook een verminderde oogstzekerheid tot gevolg. De kans op aantasting van het kiemplantje door ritnaalden, emelten of larven van de [INVALID URL] is groter. Verder is de gevoeligheid voor schimmelziekten, zoals [INVALID URL] en [INVALID URL], groter. Ook blijkt laat gezaaide zomergerst bijzonder droogtegevoelig te zijn. Dit komt door de minder intense en meer oppervlakkige beworteling. En ook de kans op een aantasting door het [INVALID URL] (BYDV) is groter bij later gezaaide zomergerst. Hier staat tegenover dat laat gezaaide gerst door het kortere stro en de lichtere aren minder gevoelig is voor legering.