Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-06-1999

Teelthandleiding zomergerst - rassen

In dit hoofdstuk van de teelthandleiding zomergerst wordt ingegaan op de rol van de rassenkeuze bij de teelt van zomergerst.

Algemeen

Bij de keuze van het ras dient rekening gehouden te worden met de grondsoort en de bestemming van het product. Niet alleen de korrelopbrengst, maar ook andere landbouwkundige eigenschappen dienen meegenomen te worden bij de rassenkeuze. Bij een brouwgerstteelt is het belangrijk te letten op de waardering van het ras voor "brouwkwaliteit". Ook het "volgerstaandeel" verdient hierbij aandacht. Bij voorkeur zal een ras gekozen worden dat vermeld staat in de Aanbevelende rassenlijst. Deze rassen hebben voor Nederlandse omstandigheden bewezen een oogstzeker en productief ras te zijn.

Rassenlijst

In de jaarlijks verschijnende Rassenlijst voor Landbouwgewassen is naast de "Aanbevelende Rassenlijst" ook de "Nationale Lijst" opgenomen. Op deze Nationale lijst staan geregistreerde en in Nederland gerubriceerde rassen die volgens de EU-criteria voldoende cultuur- en gebruikswaarde hebben. De Aanbevelende Rassenlijst bevat een selectie uit deze rassen die voor de teelt in Nederland van belang worden geacht. Bij de teelt van zomergerst zal bij voorkeur gekozen worden voor rassen die zijn vermeld in de Aanbevelende Rassenlijst. Deze rassen zijn meerdere jaren beproefd op hun landbouwkundige eigenschappen en hebben daarbij voor Nederlandse omstandigheden bewezen een oogstzeker en productief ras te zijn. Behalve rassen van de rassenlijst mogen in Nederland ook rassen verhandeld en ingezaaid worden die in een ander EU-land zijn erkend. Het betreft veelal rassen waarvan voor de teelt onder Nederlandse omstandigheden geen gegevens bekend zijn of waarvan enkele landbouwkundige eigenschappen onvoldoende bleken.
Nieuwe zomergerstrassen worden, parallel aan het landbouwkundig gebruikswaardeonderzoek, door PPO en de Stichting Nederlands Instituut voor Brouwgerst, Mout en Bier (NIBEM) beproefd op hun bruikbaarheid in de mouterij en brouwerij. Op basis van dit onderzoek worden de rassen gewaardeerd op hun mout- en brouwkwaliteit, waarmee de gemiddelde voorkeur van de mouterijen en brouwerijen wordt aangegeven. De rassen met een goede brouwkwaliteit (minimaal een "8" voor brouwkwaliteit) zijn vrijwel altijd bruikbaar in de mout- en brouwindustrie mits de partij voldoet aan de gestelde eisen t.a.v. kiemkracht, sortering, eiwitgehalte en gezondheid. De rassen met een matige tot vrij goede brouwkwaliteit (een "7" voor brouwkwaliteit) zijn, naast de bovengenoemde specificaties, op beperkte schaal bruikbaar voor de verwerkende industrie.

In het [INVALID URL] zijn de meest actuele gegevens over zomergerstrassen te vinden.

Rassenkeuze

Bij de keuze van het ras wordt op de eerste plaats rekening gehouden met de bestemming van het product (brouwgerst, voergerst). Bij de keuze voor een voergerstras is de afzet als brouwgerst niet mogelijk; andersom is wel mogelijk. Blijkt brouwgerst niet te voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen, dan kan dit altijd als voergerst worden afgezet. Bij een brouwgerstteelt verdient een van de "goed bruikbare" brouwgerstrassen de voorkeur. Daarbij spelen behalve de opbrengstcapaciteit ook andere eigenschappen, zoals strostevigheid en ziekteresistentie een rol bij de rassenkeuze. Daarnaast zijn vooral het eiwitgehalte en het volgerstaandeel van belang bij de acceptatie als brouwgerst. Het is verstandig te overleggen met de afnemende handelaar of coöperatie welke rassen geaccepteerd worden als brouwgerst, en na te vragen of er een verschil in premie tussen de rassen wordt gehanteerd. Meestal is er onvoldoende capaciteit aanwezig om een groot aantal verschillende rassen op te slaan. En mouters wensen alleen raszuivere partijen te ontvangen.

Eiwitgehalte brouwgerstras

Het eiwitgehalte mag bij brouwgerst niet hoger zijn dan 11,5% en liefst niet lager dan 9,5%. De optimale waarde bedraagt 10-11%. Het eiwitgehalte wordt sterk beïnvloed door het groeiseizoen en door de teeltomstandigheden, maar er zijn ook duidelijke rasverschillen. In een gunstig jaar, met een gemiddeld eiwitgehalte van 10,5%, zijn deze verschillen niet zo belangrijk; maar in een ongunstig jaar, met een gemiddeld eiwitgehalte van 11,5%, kan dit wel van belang zijn. Deze rasverschillen zijn ook belangrijker in het noordoosten van het land (waar gemiddeld over verscheidene jaren het eiwitgehalte hoger is) dan in het zuidwesten. Bij de rassenkeuze kan met deze factoren rekening gehouden worden.

Volgerstaandeel brouwgerstras

Om een gelijkmatige kieming tijdens het eesten te verkrijgen stelt de mouterij hoge eisen aan de homogeniteit, en daarmee aan de sortering van een partij brouwgerst. Het aandeel volgerst (korrels groter dan 2,5 mm) moet minimaal 90% zijn, en het aandeel doorval (korrels kleiner dan 2,2 mm) mag niet groter zijn dan 2%. De hoogte van het volgerstaandeel is mede bepalend voor de premie die er voor brouwgerst wordt betaald. De korrelgrootte wordt beïnvloed door groeiseizoen en teeltomstandigheden, maar is voor een belangrijk deel een raseigenschap. Dit betekent dat bij de rassenkeuze niet alleen rekening moet worden gehouden met de korrelopbrengst, maar ook met het volgerstaandeel.