Publicatie datum: 15-06-1999
Teelthandleiding zomergerst - onkruidbestrijding
In dit hoofdstuk van de teelthandleiding zomergerst wordt ingegaan op de onkruidbestrijding bij de teelt zomergerst.
Algemeen
Gerst beschikt over een sterk onkruidonderdrukkend vermogen. Toch kunnen onkruiden in een gerstgewas direct of indirect schade of problemen veroorzaken. Door concurrentie met het gewas om vocht, voedingsstoffen en licht kan de opbrengst nadelig beïnvloed worden. Opbrengstverliezen komen echter alleen voor bij een hoge onkruidbezetting en bij hoogopgroeiende onkruiden als duist, windhalm, kleefkruid en kamille. Indirect kunnen onkruiden problemen geven bij de oogst en kunnen ze het vochtgehalte en de mate van verontreiniging van het oogstproduct verhogen. In granen wordt de bestrijding van onkruiden vooral bekeken uit oogpunt van het bouwplan. Ten behoeve van de volggewassen wordt het onkruid zo volledig mogelijk bestreden, ook als de onkruidbezetting niet schadelijk is voor het graangewas zelf. Meestal gebeurt dit met chemische middelen, omdat het een effectieve en niet te dure methode is, en er een groot aantal middelen voorhanden is met een uiteenlopend werkingsspectrum. Bij een niet te zware onkruidbezetting kan een mechanische onkruidbestrijding uitgevoerd worden in plaats van een chemische. Onderzoek heeft aangetoond dat eggen in een jong gewasstadium hiertoe goede mogelijkheden biedt.
Chemische onkruidbestrijding
Voor het zaaien tot voor opkomst
Meestal wordt een bestrijding voor het zaaien afgeraden, omdat bij de zaaibedbereiding (op lichte gronden wordt bovendien kort voor het zaaien ook nog geploegd) de aanwezige onkruiden voldoende worden opgeruimd. Alleen als veel wilde haver of duist wordt verwacht, kan het zinvol zijn een bespuiting op onbewerkte grond uit te voeren.
In het voorjaar
Kort na opkomst kan het in een enkel geval al nodig zijn een bestrijding uit te voeren tegen vroege voorjaarskiemers van grassen (zoals duist, windhalm, straatgras en Engels raaigras). Vanwege een verschillend werkingsspectrum van de middelen is het voor een juiste keuze nodig dat men weet welke onkruiden op het betreffende perceel voorkomen. Een goed resultaat begint derhalve met een inventarisatie van de aanwezige onkruiden.
Later in het voorjaar
Bij een bestrijding later in het voorjaar is een beperkt aantal middelen beschikbaar.
Voor de oogst (alleen voergerst)
Bij de teelt van zomergerst is het mogelijk om kort voor de oogst nog een bespuiting uit te voeren ter bestrijding van wortel- en zaadonkruiden. Deze toepassing kan interessant zijn voor onkruiden die in de stoppel maar weinig hergroei meer vertonen zoals veenwortel, kweek en riet, en na de oogst dus moeilijk te bestrijden zijn.
Na de oogst
Lastige meerjarige onkruiden, zoals kweek, klein hoefblad, akkermunt, akkermelkdistel, veenwortel en riet kunnen in de graanstoppel worden bestreden. De bestrijding van kweek, veenwortel en riet kan beter met een pre-harvest bespuiting worden uitgevoerd dan in de stoppel (zeker op zware kleigrond) omdat de hergroei van deze onkruiden na de oogst veelal beperkt is.
Toepassingstijdstip herbicide
Voor een goed bestrijdingseffect van een herbicide is het heel belangrijk rekening te houden met de grootte van het onkruid en de weersomstandigheden. Kleine onkruiden zijn gemakkelijker te bestrijden en de dosering van het herbicide kan lager zijn dan bij grotere onkruiden. Maar ook de weersomstandigheden, zowel op de dagen voorafgaande aan de bespuiting, op het moment van spuiten, als op de dagen na de bespuiting zijn van invloed op het effect van een herbicide. Na een periode van regenachtig weer (onkruid en gewas hebben dan een dunne en poreuze waslaag op het blad) zal het effect geheel anders zijn dan na een droge en zonnige periode (een dikke en complete waslaag op het blad). Het spuiten op het juiste tijdstip biedt mogelijkheden de dosering van middelen en de kosten voor een onkruidbestrijding te verlagen.
Mechanische onkruidbestrijding
Door een (her)evaluatie van herbiciden op Europees en nationaal niveau verdwijnen steeds meer stoffen die het milieu te sterk belasten. Hierdoor komt het (in het verleden veel toegepaste) eggen en schoffelen weer in beeld als onkruidbestrijding en als mogelijkheid om de afhankelijkheid van chemische middelen te verminderen. Onderzoek naar de hedendaagse mogelijkheden van mechanische onkruidbestrijding heeft uitgewezen dat deze overgang geen sterke achteruitgang hoeft te betekenen. De kennis omtrent het gewas en de onkruiden is toegenomen en de te gebruiken werktuigen zijn sterk verbeterd. Maar ondanks dat het effect van een mechanische onkruidbestrijding tegen met name zaadonkruiden soms vergelijkbaar kan zijn met een chemische bestrijding, is het bestrijdingsresultaat gemiddeld wel iets minder. Door de grotere weersafhankelijkheid is het resultaat ook minder betrouwbaar, de kosten van de onkruidbestrijding zullen hoger zijn, en er dient rekening gehouden te worden met enige schade aan de opbrengst.
Enkele malen eggen in een jong gewasstadium kan bij zomergerst heel effectief zijn. Hiermee zijn goede ervaringen opgedaan zowel in proeven als in de praktijk. Om de kans op uiteggen en ondereggen (volledig met grond bedekken) te beperken dienen de gerstplanten bij de eerste egbewerking minimaal twee blaadjes te hebben. Afhankelijk van de onkruidontwikkeling is het nodig het eggen nog 1 tot 2 keer te herhalen. Er dient telkens geëgd te worden in de zaairichting; dwars op de zaairichting eggen veroorzaakt meer schade aan het gewas. Belangrijk is dat er geëgd wordt als de onkruiden nog heel klein zijn, zo mogelijk op het moment dat ze net boven de grond komen. Het belangrijkste effect van eggen is namelijk het bedekken van de onkruidplant met grond en niet het uiteggen. Het bedekken is alleen goed mogelijk als de onkruiden nog heel klein zijn.
Ook voor het schoffelen in granen bestaan goede technische mogelijkheden. Het schoffelen van zomergerst zal echter niet zo snel opnieuw ingang vinden omdat het veel arbeid vraagt, en er speciale schoffelgarnituur voor nodig is. Het verruimen van de rijenafstand zou de schoffelcapaciteit kunnen verbeteren, maar dit heeft negatieve gevolgen voor de korrelopbrengst.