Publicatie datum: 15-06-1999
Teelthandleiding zomergerst - groeiregulatie
In dit hoofdstuk van de teelthandleiding zomergerst wordt ingegaan op de groeiregulatie van zomergerst.
Groeiregulatie
Bij granen kan legering tot aanzienlijke opbrengstverliezen leiden. Legering treedt vooral op in zware en dichte gewasbestanden, veelal ontstaan door een (te) ruime [INVALID URL]. Het optreden van legering kan worden tegengegaan door een juiste teeltwijze aangaande [INVALID URL], [INVALID URL] en stikstofbemesting. Daarnaast bestaat de mogelijkheid een groeiregulator in te zetten. Het gebruik van een groeiregulator verandert de hormoonhuishouding bij de groeiprocessen binnen de plant. Er ontstaat een remming van de celstrekking, wat een verkorting van het stro tot gevolg heeft. Daarmee wordt onder andere de stevigheid van het gewas verbeterd. Welke internodiën verkort en verstevigd worden is afhankelijk van het tijdstip van toepassing. Als gevolg van een bespuiting met een groeiregulator kan bij zomergerst soms in ernstige mate doorwasvorming optreden (opnieuw gaan uitstoelen van de plant).
Legering
Een te ruime stikstofvoorziening (hoge stikstofbemesting of sterke mineralisatie), een te dichte gewasstand (teveel zaaizaad of een sterke uitstoeling) en/of een beperkte hoeveelheid licht gedurende de periode van schieten leidt tot een gewas met lange, slappe stengels. Door zware neerslag en harde wind kan in zo’n gewas ernstige legering optreden. Dit kan al gebeuren wanneer de aar tevoorschijn komt. Vaak treedt legering echter op tijdens de korrelvullingsfase, wanneer het gewas nog bladrijk is en het aargewicht toeneemt. In gelegerde gewassen blijft de fotosynthese sterk achter. De schade aan de korrelproductie is groter naarmate de legering eerder en in ernstiger mate plaats heeft. Meestal beperkt legering de korrelvulling, en als zodanig het duizendkorrelgewicht en het volgerstpercentage. Bij zomergerst leidt legering derhalve niet alleen tot lagere opbrengsten maar ook tot een mindere geschiktheid als brouwgerst. De schade van legering komt verder tot uiting in moeilijkheden bij de oogst, geringere oogstcapaciteit, problemen met onkruiden, en een hoog eiwitgehalte.
Het optreden van legering hangt in sterke mate samen met de stevigheid en de lengte van het stro. Beide kenmerken zijn sterk rasgebonden. Lange rassen zijn vaak slap en worden in de praktijk vrijwel niet meer geteeld. Op de rassenlijst komen nog uitsluitend rassen voor met vrij kort en stevig stro. Ook een ruime stikstofvoorziening bevordert een dichte en zware gewasontwikkeling en vergroot de kans op legering.
Groeiregulator
Een groeiregulator werkt remmend op de lengtegroei van de stengel en bevordert de diktegroei ervan. Dientengevolge wordt een korter en steviger gewas verkregen. Bij tarwe wordt al vele jaren gebruik gemaakt van chloormequat (CCC). De werkzaamheid van deze stof is bij gerst slechts gering. Er is echter een aantal middelen waarmee ook bij gerst de groei van het gewas kan worden beïnvloed. De toelating van Moddus is een duidelijke verbetering van de mogelijkheden. De oude middelen waren sterk afhankelijk van de temperatuur en konden pas relatief laat in de gewasontwikkeling worden ingezet. Een groeiregulator werkt het best op een goed groeiend gewas en moet ook onder groeizame omstandigheden worden gespoten. De dosering is afhankelijk van het ontwikkelingsstadium en de zwaarte van het gewas. Wanneer vroeg wordt gespoten dient de hoogste dosering te worden aangehouden. De middelen dienen niet toegepast te worden op een licht gewas of op droogtegevoelige gronden. Een bespuiting na het tevoorschijn komen van de eerste kafnaalden moet ook ten sterkste worden afgeraden aangezien dit het uitaren en de korrelzetting schaadt, wat tot opbrengstderving leidt.
De toepassing van een groeiregulator levert geen meeropbrengst op, maar kan een opbrengstderving voorkomen. Het gebruik in situaties zonder legering kan zelfs leiden tot een lagere opbrengst, terwijl de kosten van een bespuiting voor niets zijn gemaakt. Een bijkomend nadelig aspect van een groeiregulator is het optreden van doorwas. Bij doorwas gaan gerstplanten opnieuw uitstoelen en ontstaat er een ongelijke afrijping (tweewassigheid). Dit veroorzaakt onder andere groene, niet afgerijpte korrels in de oogstpartij, en heeft een negatief effect op de korrelsortering, het eiwitgehalte en het vochtgehalte. Ernstige doorwasvorming kan bij brouwgerst leiden tot afkeuring van de partij. Het gebruik van een groeiregulator bij zomergerst, vooral bij een teelt voor brouwgerst, moet dan ook gezien worden als een noodmaatregel. Alleen wanneer een gewas zodanig zwaar dreigt te worden dat voor ernstige legering wordt gevreesd, is de inzet van een groeiregulator aan te raden. Bij minder stevige rassen op strorijke gronden is het advies om te spuiten met 0,6 Moddus tijdens de stengelstrekking (GS 31-32).