Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-12-2003

Teelthandleiding zetmeelaardappelen - rugopbouw

In dit deel van de teelthandleiding zetmeelaardappelen wordt ingegaan op de rugopbouw bij de teelt van zetmeelaardappelen.

Dit is een Agrobiokon-document

Algemeen

Er zijn verschillende redenen waarom de teelt van aardappelen op ruggen plaatsvindt en niet vlakvelds:

  • Het rooien is eenvoudiger omdat er minder grond hoeft te worden opgenomen en uitgezeefd.
  • Mechanische onkruidbestrijding is effectiever. Ook wat grotere onkruiden kunnen tijdens de rugopbouw met grond worden bedekt.
  • Bij wateroverlast is er een geringere kans dat de knollen gaan rotten. Vooral snelgroeiende knollen kunnen bij temperaturen boven 18°C en onder zuurstofarme omstandigheden binnen één of enkele dagen verrotten.

Rugvorm en ruggrootte

Ruggen moeten uniform van grootte en vorm zijn. In Afbeelding 1 is aangegeven welke afmetingen een goede aardappelrug moet hebben. De flanken van de rug moeten bol zijn zodat de rug niet gemakkelijk afspoelt. De top moet vlak of iets puntig zijn, niet komvormig, zodat sporen van ziekteverwekkers, zoals Phytophthora, minder gemakkelijk met regenwater in de rug spoelen en de knollen besmetten.

Afbeelding 1. Goed gevormde rug (rijenafstand 75 cm). Grond onder de rug mag niet versmeerd of vastgereden zijn. De rugdoorsnede (IIII) direct na de rugopbouw dient circa 750-850 cm2 te zijn of de rugomtrek (----) circa 90-94 cm (Handboek voor de Akkerbouw en de Groenteteelt in de Vollegrond, 1989).

Tijdstip van rugopbouw

Zetmeelaardappelen worden meestal pas na opkomst aangeaard, vanaf een gewashoogte van circa 30 cm (zandgrond) tot kort voor het sluiten van het gewas. Dit hangt samen met de rol van het aanaarden in de [INVALID URL] en met mogelijke schade door Rhizoctonia. Bij een rugopbouw direct na het poten wordt de opkomst vertraagd. In het bijzonder op zand- en dalgrond, met een relatief hoge Rhizoctonia-druk vanuit de grond, vergroot dit de kans op aantasting van de kiemen door Rhizoctonia. Dit kan leiden tot een onregelmatige opkomst, minder stengels per plant en meer krielnesten. Een bezwaar van laat aanaarden, vooral op droogtegevoelige grond, is de aanzienlijke wortelbeschadiging die dit met zich meebrengt. Onder droge omstandigheden kan dit opbrengstschade veroorzaken. Mede hierom is er in de praktijk een tendens naar vroeger aanaarden, namelijk kort voor opkomst. Zonodig wordt dan een paar weken na opkomst een chemische onkruidbestrijding over het gewas uitgevoerd.

Wijze van rugopbouw

In tegenstelling tot kleigrond is een aangedreven werktuig voor de rugopbouw op zand- en dalgrond niet nodig. Hier kan van aanaarders of vóór opkomst van zandrugvormers gebruik worden gemaakt. Bij toepassing van zandrugvormers wordt de grond losgemaakt door één of meer tanden per geul. Als ruggen op lichte gronden in meerdere werkgangen worden opgebouwd, moet erop worden gelet dat de basis van de ruggen voldoende breed is zodat later opgebrachte losse grond niet terugzakt in de geul.
Het aantal elementen van aanaardgarnituren moet passen bij het aantal rijen van de pootmachine. Na twee- of vierrijig poten passen aanaarders met respectievelijk drie en vijf elementen. Gebruikt men rugvormers dan moet het aantal ruggen dat in een werkgang wordt gevormd gelijk zijn aan het aantal rijen van de pootmachine. Hierbij moet ook steeds door dezelfde geulen wordt gereden. Tenslotte is het belangrijk dat er bij de rugopbouw op wordt gelet dat de ruggen midden boven de poters komen.