Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-12-2003

Teelthandleiding zetmeelaardappelen - organisatie en economie

In dit deel van de teelthandleiding zetmeelaardappelen wordt ingegaan op de organisatie en economie van de teelt van zetmeelaardappelen.

Dit is een Agrobiokon-document

Algemeen

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de saldoberekeningen en de arbeidsbehoefte voor de teelt van zetmeelaardappelen en tevens voor de teelt van TBM-pootgoed. De in de voorgaande hoofdstukken behandelde aspecten omtrent de teelt van de zetmeelaardappel worden in dit hoofdstuk gekwantificeerd naar financiële en organisatorische aspecten. Om als ondernemer zetmeelaardappelen af te kunnen zetten via AVEBE is een aantal punten van belang:

  • De ondernemer moet aandelen van AVEBE bezitten om zetmeelaardappelen te kunnen leveren;
  • Op basis van het gebiedsgemiddelde wordt een individueel zetmeelequivalent aan de ondernemer toegewezen. Dit is de basis voor de te leveren hoeveelheid zetmeelaardappelen;
  • De ondernemer moet gevestigd zijn in het werkgebied van AVEBE, grofweg van Groningen tot de Achterhoek en de Veluwe.

Saldoberekening

De bedrijfseconomische vergelijking tussen de teelt van zetmeelaardappelen en andere gewassen vindt onder andere plaats op basis van het saldo. Het saldo is de bruto geldopbrengst minus alle toegerekende kosten. Dit zijn de kosten die recht evenredig variëren met de omvang van de teelt. Het saldo per hectare (na aftrek loonwerkkosten) geeft de vergoeding weer voor de kosten van eigen mechanisatie, berekende arbeid en de overige vaste kosten. De saldoberekening van zetmeelaardappelen is [INVALID URL] weergegeven, die van TBM-pootgoed [INVALID URL].

Opbrengsten en prijzen

De fysieke opbrengsten zijn het vijfjaarlijkse gemiddelde van oogst 1995 tot en met oogst 1999 (LEI-DLO). Aangezien geen bewaarvergoeding is meegenomen (en dus ook geen kosten voor bewaring), is de opbrengst gecorrigeerd voor bewaarverliezen.

Deze bewaarvergoeding betreft een vergoeding ter compensatie van bewaarverliezen en bewaarkosten. Voor alle aardappelen gold in 2003 een variabele bewaarvergoeding van € 0,07 per ton basisgewicht per dag vanaf 15 december. Bovendien geldt voor deelnemers aan de namalersregeling een vergoeding van € 2,70 per ton basisgewicht uit de kuil, € 3,80 per ton basisgewicht uit de sleufsilo/schuur, € 5,70 per ton basisgewicht uit een mechanisch gekoelde schuur.

Toegerekende kosten

Voor de toegerekende kosten is uitgegaan van prijspeil 2002 (KWIN 2002). De vermelde bedragen zijn inclusief BTW.

Uitgangsmateriaal
Bij aangekocht pootgoed van maat 35/55 voor de TBM-pootgoedteelt is de benodigde hoeveelheid ongeveer 3500 kg per ha.
Voor de zetmeelaardappelen is uitgegaan van een kostprijs van TBM-pootgoed van € 0,18 per kg. In deze prijs is, naast de toegerekende kosten, ook een vergoeding verwerkt voor het teeltrisico, de ingezette arbeid en de gebruikte mechanisatie. Er is vanuit gegaan dat 1 ha pootgoed voldoende is voor 10 ha zetmeelaardappelen.

Bemesting
De benodigde hoeveelheden N, P en K zijn weergegeven in kg zuivere meststof per ha. De giften zijn gebaseerd op de adviesbasis van N, P en K.

Bestrijding van ziekten en plagen
Er wordt van uitgegaan dat geen natte grondontsmetting plaatsvindt, maar alleen een rijenbehandeling met granulaat. Indien nodig mag op een perceel in een vastgestelde periode van vijf jaar maximaal één keer natte grondontsmetting worden toepgast. De mate van besmetting, de teeltfrequentie en de rassenkeuze beïnvloeden de kosten voor bestrijding van aardappelmoeheid aanzienlijk.

Afzetkosten
Bij de teelt van zetmeelaardappelen is een kostenpost voor tarra opgenomen. Hierbij is uitgegaan van 7,5% tarra. De totale tarrakosten komen hierdoor uit op € 14,- per ha. Dit bedrag is exclusief stenen (kosten: € 12,- per ton). De kosten voor tarra worden in tabel 1 weergegeven (kostenniveau 2003).

Tabel 1. Kosten per ton tarra (Bron: Levering zetmeelaardappelen; AVEBE).
Tarrapercentage (%) kosten per ton tarra (€)
0 - 5 0
5 - 10 12,-
10 - 15 50,-
15 - 20 100,-
> 20 150,-

Overige productgebonden kosten
Voor de TBM-pootgoedteelt en de zetmeelaardappelteelt geldt een productschapsheffing. In beide teelten is een hagelverzekering opgenomen. De rente is berekend over het vastgelegde vermogen in de toegerekende kosten tot het moment van uitbetaling. Hierbij is rekening gehouden met een gespreide betaling: Een uitbetaling direct na oogst van € 23,- per ton, op 1 april € 18,- per ton en het resterende bedrag per 30 juni. De rentekosten van het TBM-pootgoed zijn berekend bij een bewaring tot half april.
Bij het AM-onderzoek wordt uitgegaan van één bemonstering per twee teelten. De bemonstering voor bruinrot en ringrot is verplicht, de verzekering tegen deze ziekten bij Potatopol is vrijwillig.
Voor de levering van zetmeelaardappelen zijn aandelen noodzakelijk. Per aandeel kan maximaal 30 ton geleverd worden, zodat bij een opbrengst van 40 ton per ha 1,3 aandeel nodig is. De aandelen hebben een nominale waarde van € 227,- per stuk.

Arbeidsbehoefte
De arbeidsbehoefte is weergegeven in uur per hectare. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen grondbewerking, planten/poten/zaaien, gewasverzorging en oogst/verwerking. De arbeidsbehoefte is berekend aan de hand van taaktijden: de menstijd die nodig is om het gehele werk te kunnen uitvoeren, inclusief storingen, aan- en aflooptijden en een rusttoeslag.
Voor de teelt van zetmeelaardappelen is ruim 23 uur nodig per hectare, terwijl voor de teelt van TBM-pootgoed ruim 62 uur nodig is. Het verschil in arbeidsbehoefte wordt met name veroorzaakt door het selecteren en sorteren van de pootaardappelen.

Machines en werktuigen

De bewerkingen kunnen uitgevoerd worden met eigen mechanisatie of door de loonwerker. Bewerkingen zoals het rooien en inschuren kunnen ook in samenwerking met één of meerdere collega’s worden uitgevoerd. Samenwerking resulteert in lagere jaarkosten van de werktuigen per bedrijf.

De loonwerktarieven voor de belangrijkste bewerkingen zijn vermeld in tabel 2. Er moet rekening mee worden gehouden dat de adviestarieven altijd hoger liggen dan de praktijktarieven. De praktijktarieven kunnen sterk variëren.

Tabel 2. Loonwerkadviestarieven per ha per keer bewerken bij een gemiddelde benutting (Bron: KWIN 2002, PPO).
Bewerking
Loonwerktarief per ha
Ploegen € 140,-
Poten € 144,-
Spuiten € 79,-
Looftrekken € 273,-
Loofklappen € 86,-
Groenrooien € 203,-
Klappen/spuiten € 98,-
Wagenrooier € 521,-
Bunkerrooier € 491,-
Cultivateren € 45,-

De keuze om werkzaamheden wel of niet in loonwerk uit te voeren, kan worden gebaseerd op een berekening van het omslagpunt. Het omslagpunt is het aantal hectares waarbij de loonwerkkosten gelijk zijn aan de kosten van eigen mechanisatie. Dit geeft een indicatie bij hoeveel hectare het rendabel is om een machine aan te schaffen. Bij het berekenen hiervan zijn de volgende kosten van belang:

  • De loonwerkkosten voor de bewerking, bepaald door het tarief per hectare (of per uur) en het aantal hectares (of uren).
  • De kosten van eigen mechanisatie. Deze bestaan uit jaarkosten voor afschrijving, verzekering, rente en onderhoud (vaste kosten). Daarnaast zijn er nog variabele kosten. Dit zijn kosten die direct afhankelijk zijn van de te bewerken oppervlakte, zoals brandstofkosten en eventuele extra benodigde losse arbeid voor het uitvoeren van de bewerking.

Bij het berekenen van het omslagpunt worden geen kosten voor vaste arbeid meegenomen. Er wordt van uitgegaan dat de ondernemer bij de keuze voor loonwerk in plaats van eigen mechanisatie zijn beschikbaar gekomen tijd niet buiten het bedrijf te gelde kan maken. Is dit wel het geval dan moet er tevens een bedrag voor vaste arbeid meegenomen worden in de berekening.