Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-03-2003

Teelthandleiding zaaiuien - zaad en zaaien

In dit deel van de teelthandleiding zaaiuien wordt ingegaan op het zaad en het zaaien van zaaiuien.

Zaad

Uienzaad is zwart van kleur en onregelmatig van vorm. In het verleden vond de zaadwinning in Nederland plaats. De opbrengst per ha en de kwaliteit van het zaad kon van jaar tot jaar zeer sterk uiteenlopen. Het slagen van de teelt werd namelijk in hoge mate bepaald door de weersomstandigheden tijdens de bloei en de afrijping. Het veelal onstabiele weer in Nederland is er de oorzaak van geweest dat tegenwoordig vrijwel alle vermeerdering in het buitenland plaatsvindt. Het geoogste uienzaad moet, alvorens het aan de uienteler kan worden afgeleverd, verschillende bewerkingen ondergaan. Om teleurstelling bij de teelt en besmetting van de grond te voorkomen, moet het uienzaad vrij van stengelaaltjes zijn.
Een partij uienzaad waarin bij onderzoek in het laboratorium geen stengelaaltjes zijn aangetroffen is herkenbaar aan een groene NAK-G sticker op de verpakking. Aflevering geschiedt in zogenaamde eenheden van 250.000 zaden. Hierbij wordt nog een onderscheid gemaakt tussen normaal zaad en precisiezaad. Onder normaal zaad wordt verstaan een partij zaad die niet is gefractioneerd en waarvan de diameter van het zaad varieert van 1,9-3,0 mm. De kiemkracht van dit zaad ligt in het traject van 75-84%.
Precisiezaad is zaad met een diameter van 2,0-2,75 mm met een minimum-kiemkracht van 87%. In de praktijk is een enkele keer gebleken dat 'precisiezaad' werd afgeleverd in nauwere fracties. Het gebruik van zaad met een afmeting van 2,00-2,25 mm moet worden afgeraden, omdat de kwaliteit van dit zaad geringer is. Bovendien levert deze zaadgrootte bij zaaimachines met een mechanisch vulsysteem te veel dubbelvullingen op.
Zowel normaal zaad als precisiezaad wordt afhankelijk van de wensen al dan niet gecoat afgeleverd. Gecoat zaad wijkt in vorm en afmeting niet of nauwelijks af van zwart zaad. De coating bevat middelen tegen de koprotschimmel, kiem- en bodemschimmels en de made van de uievlieg.

Zaaizaadhoeveelheid

Bij de bepaling van de zaaizaadhoeveelheid spelen een aantal factoren een rol. In de eerste plaats moet worden bepaald hoeveel planten per oppervlakte-eenheid men wenst. De kiemkracht van het zaad wordt niet vermeld op verpakking of factuur. Gemakshalve wordt er vanuit gegaan dat de kiemkracht van normaal zaad 80% bedraagt en die van precisiezaad 90%. Dit is niet meer dan een ruwe benadering. Het is dan ook aan te raden de exacte kiemkracht op te vragen bij de zaadleverancier.
De veldopkomst of anders gezegd het percentage van de kiemkrachtige zaden dat een plant oplevert, moet worden ingeschat. De veldopkomst is onder andere afhankelijk van de kwaliteit van het zaaibed, de temperatuur, de vochtvoorziening en de weersomstandigheden na het zaaien. Veronderstellend dat het opkomstrendement van precisiezaad hoger ligt dan dat van 'normaal zaad' moet ook dit in de overwegingen worden meegenomen.

Zaaimethode

Bij de zogenaamde machines met een mechanisch vulsysteem zijn de zaaischijven en bandjes vervaardigd voor gebruik van precisiezaad met een afmeting van 2,00-2,75 mm. De onregelmatige vorm van het zaad en de vrij grote maatverschillen in de zaadfractie zijn er de oorzaak van dat, afhankelijk van de zaadpartij, vrij veel dubbelvullingen voorkomen. De beoogde regelmaat in zaadweglegging wordt daardoor verstoord. Deze regelmaat wordt nog meer geweld aangedaan als normaal zaad wordt verzaaid. Met de pneumatische zaaimachines kan, mits goed afgesteld, zeer regelmatig zaaiwerk worden verkregen. De regelmaat van zaaien is bij deze machines ook minder sterk afhankelijk van de zaadpartij dan bij de mechanische machines.

Zaaidiepte

Afhankelijk van de grondsoort en het tijdstip van zaaien kan de zaaidiepte variëren van 1,5-3 cm. Als begin april in een goed gevormd zaaibed kan worden gezaaid, moet gestreefd worden naar een zaaidiepte van 1,5-2 cm op een vaste ondergrond. Voor een regelmatige opkomst is een egale zaaidiepte van groot belang.
Bij zeer vroege zaai op lichte slempgevoelige grond moet zo ondiep mogelijk worden gezaaid. Bij verlate zaai is het met name op zwaardere grond raadzaam iets dieper te zaaien in verband met de kans op het uitdrogen van de bovenlaag.

Rijenafstanden

Uien worden in het algemeen geteeld in een rijpadensysteem waarbij in een bed van 150 cm vijf rijen op 27 cm van elkaar worden gezaaid. Er wordt nu gezaaid met machines die vier en halve meter breed zijn.
Sommige telers en loonwerkers hebben nu echter wijzigingen aan de zaaimachine aangebracht of machines aangeschaft waarmee zodanig kan worden gezaaid dat per element in plaats van één rij twee rijen met een onderlinge afstand van 6-8 cm worden gezaaid. In plaats van vijf rijen per bed zien we nu vijf keer twee rijen met zes cm tussen de rijen of vier keer twee rijen met een onderlinge afstand van acht cm. Welk systeem men ook toepast, gezorgd moet worden dat rijpaden van minimaal 42 cm gehandhaafd blijven. Een nadeel bij deze ontwikkeling is dat handwieden en schoffelen bij deze dubbele rijen worden bemoeilijkt.
Tegenwoordig gaan stemmen op om per bed van 1,50 meter drie keer twee rijen met een onderlinge afstand van 6-8 cm te zaaien. Van een zogenaamd rijpadensysteem hoeft dan niet meer te worden gesproken, omdat tussen elk rijenpaar de ruimte minimaal 42 cm is. Dit systeem biedt, net als andere systemen met een grotere rijafstand, mogelijkheden voor een gecombineerde mechanisch/chemische onkruidbestrijding met minder inzet van middelen (rijenbespuiting). Het is waarschijnlijk dat het vergroten van de rijenafstand enige opbrengst kost, maar wellicht dat de voordelen van zo'n systeem opwegen tegen dit nadeel.