Publicatie datum: 15-03-2003
Teelthandleiding zaaiuien - teelt van winteruien
In dit deel van de teelthandleiding zaaiuien wordt ingegaan op de teelt van winteruien.
Algemeen
Behalve de teelt van zaaiuien, waarbij in het voorjaar wordt gezaaid en in september/oktober wordt geoogst, is er jaarlijks ook een gering areaal winteruien. In tegenstelling tot zaaiuien, soms wel genoemd zomeruien, worden winteruien in de nazomer gezaaid. De oogst van dit gewas valt vanaf half juni in het daarop volgend jaar. Het doel van de teelt van winteruien is, uitsluitend vroeg in het seizoen, een vers product op de markt te brengen. Voor opslag zijn winteruien ongeschikt. De met winteruien gezaaide oppervlakte is van weinig betekenis. Het is een teelt met veel risico's. Gedurende de overwinteringsperiode kunnen veel uieplanten wegvallen. Dit kan worden veroorzaakt door uitvriezen, maar ook door wateroverlast en dichtslempen van de grond.
Perceelskeuze
Door wateroverlast kan de teelt volledig mislukken. Om deze redenen komen alleen percelen in aanmerking die goed ontwaterd zijn. Op percelen waar de grond dichtslempt, wordt de teelt van winteruien ontraden. Ook percelen besmet met witrot en /of stengelaaltjes dienen van de teelt uitgesloten te worden. De meest geschikte voorvruchten zijn gewassen die tijdig het veld ruimen, zoals granen. Vroeg gerooide aardappelen zijn minder gewenst in verband met opslagplanten.
Grondbewerking
De grondbewerking moet zo worden uitgevoerd dat het zaaibed voldoende vlak komt te liggen. Een te fijne verkruimeling van de grond moet achterwege blijven omdat dit gemakkelijk verslemping kan veroorzaken.
Rassenkeuze
De keuze van het te telen ras is vrij beperkt. Voor de reguliere rassenkeuze wordt verwezen naar het [INVALID URL].
Zaaien
Het zaaitijdstip is voor dit gewas erg belangrijk. Te vroeg zaaien geeft kans op bloemstengelvorming, terwijl bij laat zaaien het gewas vóór de winter een te geringe ontwikkeling kan hebben. De planten moeten voor het invallen van de winter drie echte bladeren hebben gevormd. Met het huidige rassensortiment ligt de meest gewenste zaaitijd tussen 15 en 25 augustus.
Zaaizaadhoeveelheid
De zaaizaadhoeveelheid is uiteraard afhankelijk van de kiemkracht van het zaaizaad en van het percentage planten dat de winter overleeft. Uitgangspunt moet een dichtheid zijn van 67-83 planten per m2 in het voorjaar. Om dit te bereiken, is het veelal nodig 167 zaden per m2 te zaaien met een kiemkracht van 85%. Dit betekent dat per ha ruim 6,5 eenheden van 250.000 zaden nodig zijn.
Rijenafstanden
In verband met de toe te passen oogstmethodiek waarbij voor het rooien het loof van de uien wordt verwijderd, wordt geadviseerd te zaaien op het rijpadensysteem. Dit wordt gedaan om bij de oogst beschadiging van de uien door de trekkerwielen te voorkomen. De meest gebruikte rijenafstand bij dit systeem is 5 rijen op 27 cm met een pad van 42 cm.
Bemesting
De bemesting komt voor wat betreft fosfaat en kali overeen met die van zaaiuien en kan het best kort voor het zaaien worden toegediend. Als met deze bemesting tot het volgende voorjaar wordt gewacht, dient aanwending plaats te vinden zodra de hergroei van de uien begint (eind februari, begin maart). In dit geval kan de fosfaat en kali gelijktijdig met de stikstof worden toegediend. Winteruien moeten doorgaans met 140 kg N per ha bemest worden. Van deze hoeveelheid kan 30 à 40 kg gegeven worden vlak voor of enige tijd na zaaien. Deze zogenaamde startgift kan met name nodig zijn als later moet worden gezaaid dan wenselijk is.
Ziekten en plagen
Bladvlekkenziekte (Botrytis squamosa)
Winteruien kunnen worden aangetast door de schimmel Botrytis squamosa. Aantasting kan zowel in het najaar als in het voorjaar optreden. Het is om deze reden wellicht noodzakelijk om reeds in het najaar enkele bespuitingen uit te voeren en hier in het daarop volgende voorjaar mee door te gaan. Een bespuiting in het najaar kan van belang zijn als de aantasting dusdanig sterk is dat de planten te klein de winter in dreigen te gaan.
Koprot (Botrytis aclada)
Voor de bestrijding van de koprotschimmel dient het zaad te zijn ontsmet. De schimmel kan wegval van jonge uienplanten veroorzaken. Aantasting is te herkennen aan het vóórkomen van een grauw-grijs schimmelmanchet op de plant op de scheiding van lucht en grond.
Made uievlieg (Hylemia antiqua)
Zaad van winteruien is meestal niet behandeld met een middel tegen de made van de uievlieg. Eind augustus/begin september kan met name in gebieden waar veel uien worden geteeld, het jonge winteruien-gewas worden belaagd door de uievlieg. Om risico's te vermijden, is het aan te bevelen een preventieve bestrijding uit te voeren door middel van een zaadcoating of een rijenbehandeling met granulaten tijdens het zaaien.
Valse meeldauw (Peronospora destructor)
Met name tegen het eind van het groeiseizoen kan het gewas worden aangetast door valse meeldauw. Bestrijding van deze schimmel is gelijk aan die voor in het voorjaar gezaaide en geplante uien.
Onkruidbestrijding
Ook bij winteruien onderscheiden we in het kader van de onkruidbestrijding behandelingen die voor de opkomst van het gewas worden uitgevoerd en behandelingen die in een bovenstaand gewas plaatsvinden. Doordat de toelating van chemisch middelen regelmatig verandert, wordt hierop niet ingegaan.