Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-03-2003

Teelthandleiding zaaiuien - bemesting

In dit deel van de teelthandleiding zaaiuien wordt ingegaan op de bemesting van zaaiuien.

Algemeen

Evenals andere gewassen heeft ook de ui voor de groei bepaalde voedingsstoffen nodig. De belangrijkste die via bemesting moeten worden gegeven zijn stikstof, fosfaat en kali. De benodigde voedingsstoffen kunnen worden toegediend met kunstmest of met organische mest, maar gezien de betere doseerbaarheid bij een mengsel van benodigde voedingsstoffen en een met name voor stikstof betrouwbare werkingscoëfficiënt, dient aan kunstmest de voorkeur te worden gegeven.

Stikstof

Bij de meeste gewassen wordt de hoogte van de stikstofgift bepaald aan de hand van de in de grond aanwezige hoeveelheid. Resultaten van meerjarig onderzoek in zaaiuien leidden ook voor dit gewas tot een dergelijk advies. Bij nadere analyse van de gegevens moest worden geconcludeerd dat de aanvankelijk getrokken conclusie niet geheel juist was: de optimale gift bleek niet in relatie te staan tot de N-mineraalvoorraad in de grond vóór de zaai. Daarom wordt momenteel bij de vaststelling van de stikstofgift geen rekening meer gehouden met de bodemvoorraad. Het bepalen ervan is dan ook overbodig. Wel bevestigden de resultaten van dit onderzoek die van eerdere onderzoekingen, namelijk dat de optimale stikstofgift gemiddeld op ± 100 kg N per ha ligt.
Hoge stikstofgiften leveren gemiddeld geen hogere productie en kunnen leiden tot een verhoogd risico op bladvlekkenaantasting en minder huidvaste uien.
De stikstofbemesting moet bij voorkeur minstens 3 à 4 weken voor het zaaien worden toegediend. Wanneer de weersomstandigheden in het voorjaar van dien aard zijn dat de stikstof pas vlak voor het zaaien kan worden gestrooid, verdient het uit oogpunt van kiemplantbeschadiging soms aanbeveling een deling van de gift toe te passen. Dit geldt vooral voor lichtere gronden waar deze beschadiging makkelijk kan ontstaan door te hoge zoutconcentratie. Tweederde deel van de totale hoeveelheid wordt dan gegeven voor het zaaien. De rest wordt in de vorm van bijbemesting toegediend bij een gewaslengte van 10 cm, echter nooit later dan 1 juni. Op lichte gronden kan stikstofdeling in natte jaren zelfs voordelig uitwerken in de opbrengst. De N-bemesting kan gerealiseerd worden met zowel enkelvoudige als samengestelde meststoffen. Er wordt veel gewerkt met samengestelde meststoffen. Als deze vlak voor het zaaien worden aangewend, hebben chloorarme mengmeststoffen de voorkeur.
Wanneer de stikstofbemesting wordt afgestemd op de behoefte en de stikstofmineralisatie niet buiten proportie is, laten uien een stikstofarm profiel in de laag 0-60 cm achter.

Fosfaat

In verband met de goede fosfaattoestand van onze gronden komt bij uien zelden fosfaatgebrek voor. De hoogte van de gift is afhankelijk van het Pw-getal. Een tekort aan fosfaat kan aanleiding zijn tot een vertraagde afrijping.

Kali

Kaligebrek wordt weinig waargenomen. De symptomen zijn een diep donkergroene kleur en dode bladpunten met een sterke insnoering bij de overgang van groene naar afgestorven plantendelen. De kalitoestand op de meeste percelen is van dien aard dat met een gift van 200-250 kg K2O per ha kan worden volstaan. Als kort voor het zaaien de kali moet worden toegediend, moet de voorkeur worden gegeven aan chloorarme kalimeststof.

Mangaan

Hoewel mangaan een sporenelement is, wordt deze stof toch genoemd in dit hoofdstuk.
Op lichte kalkrijke (zee)kleigronden en op gronden met veel fosfaat en/of veel organische stof kan mangaangebrek optreden. De symptomen zijn een slaphangend gewas waarvan het loof min of meer geel gestreept is. Bij ernstig of langdurig gebrek blijft het gewas achter in ontwikkeling. Herstel treedt meestal snel op na een bespuiting met een 1,5% oplossing van mangaansulfaat. Geadviseerd wordt 1000 liter water per ha te gebruiken. De benodigde hoeveelheid mangaansulfaat bedraagt dan 15 kg per ha. Ook kan 3-5 liter mangaanchelaat in 550 liter water worden verspoten. Er moet worden gespoten zodra de eerste verschijnselen worden waargenomen. In verband met de kans op bladbeschadiging dient de bespuiting met mangaansulfaat bij bewolkt weer of in de avonduren te worden uitgevoerd. Zonodig kan de bespuiting na ongeveer één week worden herhaald.