Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-12-1999

Teelthandleiding winterrogge - oogst en bewaring

Dit deel van de teelthandleiding winterrogge gaat in op de oogst en bewaring van winterrogge.

Oogst

De vulling van de korrels stopt aan het einde van de deegrijpe fase. Het vochtgehalte in de korrel bedraagt dan nog circa 35%. Tijdens de nu volgende binderrijpe fase vindt indroging van de korrels plaats. Bij gunstige weersomstandigheden kan na zeven à tien dagen een vochtgehalte worden bereikt van 15 à 17%. Het gewas is dan oogstrijp en bewaarbaar. Staande gewasbestanden zijn bevorderlijk voor het oogsten. Gelegerde gewassen drogen trager, zowel wat de korrels als wat het stro betreft. Dit leidt tot vertraging en meer problemen bij de oogst. Dit wordt nog ernstiger als het gewas plat gelegerd is en onkruiden de kop opsteken.

Tijdens het proces van indroging bevindt de korrel zich in kiemrust. De duur van de kiemrust is kort. Indien het indrogingsproces door ongunstige weersomstandigheden wordt vertraagd, dan kan de korrel gemakkelijk tot kieming overgaan; er treedt schot op. Meestal is schot zichtbaar doordat het kiempje uit de korrel groeit. Soms is schot niet zichtbaar en is er sprake van blindschot. Bij de huidige rassenlijstrassen zijn er nauwelijks rasverschillen in schotgevoeligheid.

Afhankelijk van de weersomstandigheden kan het vochtgehalte in de korrel sterk schommelen. Om droogkosten uit te sparen zal getracht worden om bij een vochtgehalte onder 17% te oogsten. In Nederland kan daaraan vaak niet worden voldaan en zal het geoogste product gedroogd moeten worden.

Behalve korrel levert rogge ook een aanzienlijke hoeveelheid stro. Dit stro kan in balen worden geperst en afgevoerd, maar ook verhakseld en ingewerkt. Ruim 40% van de bovengrondse massa bevindt zich in de korrel. Dit betekent dat een goed gewas rogge acht á negen ton stro (stoppels, halmen en kaf) produceert. Daarvan zal vijf à zes ton in balen kunnen worden afgevoerd.

Bewaring

Rogge kan evenals de andere graansoorten vrijwel onbeperkt worden bewaard als het vochtgehalte in de korrel lager is dan 15%. Soms wordt geoogst bij een hoger vochtgehalte zodat het oogstproduct eerst moet worden gedroogd. Na de oogst wordt de rogge vrijwel altijd direct afgevoerd naar de collecterende handel, waar de droging plaats heeft. Soms is menging met (zeer) droge partijen mogelijk. Meestal zal echter mechanische droging plaatshebben met koude of warme lucht.

Bij droging met verwarmde lucht is de temperatuur van belang. Wordt het geoogste product als zaaizaad afgezet, dan mag de drooglucht een temperatuur van 30°C niet te boven gaan. Ook voor de afzet naar de verwerkende industrie mag de temperatuur in de partij tijdens droging niet te hoog oplopen (circa 35°C). Bij hoge droogtemperaturen kan schade aan de korrel optreden die bij een broodbereiding tot uiting komt in een verminderde enzymactiviteit. Bij de afzet voor veevoederdoeleinden zijn de voorschriften aangaande drogingstemperaturen minder kritisch.