Publicatie datum: 15-12-1999
Teelthandleiding winterrogge - kwaliteit en afzet
Dit deel van de teelthandleiding winterrogge gaat in op de kwaliteit en de afzet van winterrogge.
Rogge kan worden gebruikt voor menselijke en dierlijke consumptie. In Nederland wordt rogge gebruikt voor de bereiding van (rogge)brood en (ontbijt)koek; in Duitsland wordt voor de broodbereiding rogge vaak toegevoegd aan tarwe. In Nederland kan alle geteelde rogge gemakkelijk in ...
Menselijke consumptie
Voor de verwerking tot brood en koek is zetmeel van het grootste belang. De hoeveelheid en de kwaliteit van het eiwit speelt een ondergeschikte rol. De samenstelling van de roggekorrel bestaat voor het overgrote deel (82%) uit koolhydraten (= zetmeel), die grotendeels zijn opgeslagen in het meellichaam. Eiwitten beslaan ongeveer 10% van de korrelinhoud; voor vetten, mineralen en ruwe celstof is dit 1,5 à 2%. Mineralen en ruwe celstof worden overwegend in de zemelen aangetroffen. Als mineralen komen kalium, fosfor, zwavel, magnesium en calcium het meeste voor.
Voor de bereiding van roggebrood wordt gebruik gemaakt van een volledige, maar gebroken korrel; voor ontbijtkoek wordt uitsluitend roggebloem gebruikt, dat 75 à 80% van het korrelgewicht uitmaakt. De bereiding van roggebrood en ontbijtkoek berust op het verstijfselen van het zetmeel. Daarbij zijn met name pentosanen, die 7 à 9% van het zetmeel omvatten, van belang voor de deegwerking.
Gezonde volle korrels worden gewaardeerd vanwege een gunstige uitmaling en een hoge zetmeelfractie.
Het verstijfselen van het zetmeel wordt vastgesteld met een amylograaf. De maximale verstijfseling wordt bereikt bij 62-65°C. Daarbij wordt een waarde van circa 500 amylogrameenheden als optimaal beschouwd. De kwaliteit van het zetmeel hangt sterk af van de aanwezigheid van schot. Weliswaar mag enig schot voorkomen, maar een valgetal van 150 moet toch als minimum worden aangemerkt. Vanwege de schotgevoeligheid van rogge is deze factor bepalend voor afzet naar de meelfabrieken.
Dierlijke consumptie
De afzet van rogge naar de veevoederindustrie vindt vooral plaats als de kwaliteit ervan ongeschikt is voor de verwerking tot brood of koek. Aan rogge worden als veevoer weinig eisen gesteld omdat de rogge, evenals triticale, slechts in beperkte hoeveelheden in het veevoer worden opgenomen. Rogge dient daarbij voornamelijk als koolhydratenbron. Het eiwitgehalte is meestal laag. Bovendien is door het vrij lage gehalte aan lysine de biologische waarde van het eiwit beperkt.
Afzet
De aanwezigheid van schot bepaalt in overwegende mate de afzet van rogge. Schottige rogge kan uitsluitend worden afgezet naar de veevoederindustrie. Daarbij worden aan het oogstproduct verder geen eisen gesteld. Menging met andere voergranen is ook mogelijk.
Door de meelfabrieken wordt in eerste instantie gelet op de uitwendige korrelkwaliteit. De korrels moeten goed afgerijpt, goed gevuld, geschoond en vrij van (onaangename) geuren zijn. Dergelijke rogge bevat nauwelijks schot en maalt goed uit. De rogge is geschikt voor de bereiding van brood, koek en andere producten.
Roggerassen verschillen weinig in kwaliteit. Een separate opslag naar ras is dan ook niet noodzakelijk. Wel zal menging met schottige partijen te allen tijde moeten worden voorkomen. Partijen met een valgetal lager dan 150 bemoeilijken de afzet naar de meelfabrieken. Valgetallen onder 100 worden niet geaccepteerd. De verwerkende industrie wenst grote partijen van uniforme kwaliteit. Schoning van het oogstproduct en menging in de silo kan daartoe bijdragen. Als minimale omvang van de partij kan 800-1000 ton worden aangehouden.
Afzetmogelijkheden van zaaizaad zijn gering vanwege het beperkte areaal. In Nederland is voor de inzaai van 4000 ha een areaal van ongeveer 100 ha zaaizaadteelt nodig. In toenemende mate zal dit productie van hybridezaad zijn. De teelt daarvan vereist veel aandacht van de teler.