Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-04-2005

Teelthandleiding vezelvlas - vlas in het bouwplan

In dit hoofdstuk van de teelthandleiding vezelvlas vindt u informatie over vlas in het bouwplan.

Perceelskeuze

Voor de vlasteelt is een goede vochthoudende grond nodig met een ongestoorde profielopbouw. Vlas wordt veel op zware kleigrond geteeld, maar alle grondsoorten zijn geschikt voor de vlasteelt. Op percelen met een hoge bodemvoorraad stikstof en op gronden met een sterke stikstofmineralisatie is het gevaar voor legering echter te groot. Deze percelen zijn derhalve minder geschikt. Zand- en dalgronden zijn wel geschikt, mits de pH 4,5 of hoger is. Percelen met structuurproblemen en percelen die besmet zijn met het [INVALID URL] vormen voor de vlasteelt een probleem.

Vruchtwisseling

Met het oog op de gezondheidsaspecten en de opbrengst is het verantwoord om eenmaal in de zes tot zeven jaar vlas te telen op een zelfde perceel. In de tabel is de voorvruchtgeschiktheid van de meeste akkerbouwgewassen weergegeven.

Tabel. Vruchtopvolgingsschema van akkerbouwgewassen ten opzichte van vlas.
GewasVoorvrucht voor vlasNavrucht na vlas
waarderingprobleemwaarderingprobleem
ConsumptieaardappelmA N Og 
pootaardappelmN Og 
blauwmaanzaadgA3mA3
erwtensmA1 A2 A3 NmA1 A3
grasland/kunstweidesA3 Ng 
graszaadmN Og 
havergA2mgA3
karwijmg   
knolselderijbSg 
luzernesmA1 A2 A3 Ng 
koolzaadmK Og 
snijmaïsmA2 N O¹g 
spruitkoolbN Sg 
stamboommgA2 Ng 
suikerbietmA2 SmgA3
uimA2 A3mgA3
vlasssA3
wintertarwe / wintergerstg g 
winterpeenmg g 
witlof / cichoreimA3 O SmgA3
zomergerstmgA3mgA3
zomertarwemgA3g 

 

WaarderingZiekten en plagenOverige problemen
s = slecht
m = matig
g = goed
A = diverse
A1 = aardvlooien
A2 = stengelaaltje
A3 = vroege akkertips
O = opslag en onkruid
N = nalevering stikstof
S = structuurbederf

¹Stoppelresten; ² Vlasbrand

Het aantal geschikte voorvruchten voor vlas is niet groot. Goede en bekende voorvruchten zijn haver, wintertarwe, wintergerst en zomergerst. Deze geven in het algemeen een goede vlaskwaliteit en een gering teeltrisico.
Uit het vruchtwisselingsonderzoek van “De Schreef” is gebleken dat vlas gevoelig is voor de verwelkingsziekte Verticillium dahliae. Vooral na afgerijpte aardappelen kan een besmetting optreden. De besmetting van de grond met Verticillium dahliae zal door vlas slechts in beperkte mate toenemen.
Bij de keuze van de voorvrucht is het belangrijk de nalevering van stikstof in te schatten. Voorvruchten met een groenbemestingsgewas en graszaad zijn bijvoorbeeld niet geschikt. Omdat aardappelen vaak meer stikstof in de bodem achterlaten, blijft vlas na aardappelen vaak langer groen en is er meer kans op legering. Ook de bestrijding van aardappelopslag is vaak een probleem. Bij suikerbieten als voorvrucht gaat de voorkeur uit naar een perceel dat droog en vroeg is gerooid. De lengtegroei van vlas blijft vaak wat achter bij deze voorvrucht.
In de tabel is ook de geschiktheid van vlas als voorvrucht aangegeven. Vlas is voor veel gewassen een goede dekvrucht; er kan echter wel een aantasting door vroege akkertrips worden verwacht.
Vlas opnemen in het bouwplan heeft vaak aantrekkelijke nevenaspecten. De gewasspreiding komt de bodemvruchtbaarheid en de bodemgezondheid ten goede.

Dekvrucht

Vlas is een uitstekende dekvrucht voor graszaad, grasgroenbemester en karwij. De hoge en langdurige lichttoelating onder in het gewas is daar debet aan. De lichtonderschepping is maximaal 80 à 95 procent. Daarnaast is de vroege oogst erg gunstig voor de ontwikkeling van het onder gezaaide gewas. Vanwege het dauwroten is vlas minder geschikt als dekvrucht voor luzerne.
Voor de vlasoogst is het belangrijk dat de ondervrucht laag in het gewas blijft. Dit is te regelen met de zaaitijd van de ondervrucht. Raaigrassen en luzerne kunnen goed ingezaaid worden bij een vlaslengte van 5 à 10 cm, drie tot vijf weken na het zaaien van het vlas. Dit geeft geen schade aan het vlas. Langzaam groeiende grassen voor zaadwinning (roodzwenk- en veldbeemdgras) en karwij kunnen gelijktijdig met het vlas worden gezaaid.
Als in vlas een bodemherbicide wordt ingezet, kan het in verband met de nawerking nodig zijn om vier tot zes weken te wachten met het zaaien van een ondervrucht. Op het etiket van het betreffende middel en in de jaarlijkse DLV-gewasbeschermingshandleiding is informatie gegeven over de mogelijk- en onmogelijkheden.

Veel ondervruchten kunnen gemengd met het vlas worden gezaaid. Soms wordt apart gezaaid vanwege een bredere rijenafstand van de ondervrucht of vanwege een verschil in zaaidiepte zoals bij veldbeemdgras.

De ondervrucht bij de oogst

De oude oogstmethode trekken/binden - hokken - schelven was beter voor een ondervrucht dan het moderne trekken - dauwroten. Met dauwroten is een langdurige bedekking van de ondervrucht onvermijdelijk. Met name luzerne en klaver verdragen de bedekking slecht. Grassen verdragen de bedekking beter. Daarnaast is echter het berijden met steeds grotere en zwaardere machines nadelig voor de ondervruchten.
Het moet worden voorkomen dat ondervruchten het zwad ingroeien. Als vanwege natte omstandigheden het zwad niet tijdig gekeerd kan worden, krijgen ondervruchten hiertoe de kans. Het drogen van het zwad wordt zodoende verder bemoeilijkt, waardoor het stro overroot kan worden. De lintopbrengst en -kwaliteit worden hierdoor nadelig beïnvloed.

Grassen hebben na het vlasplukken stikstof nodig. De stikstof wordt bij traag groeiende grassen vóór het keren van het vlas gestrooid. De vlaskwaliteit wordt hierdoor niet beïnvloed. Op de vlasstengels komen geen vlekjes van de kunstmestkorrels voor. Bij snelgroeiende grassen zoals raaigrassen kan de stikstof beter gegeven worden na het ruimen van het vlas, om ingroeien van het zwad te voorkomen.