Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-04-2005

Teelthandleiding vezelvlas - schimmelziekten

In dit hoofdstuk van de teelthandleiding vezelvlas vindt u informatie over schimmelziekten in dit gewas.

Het is gebruikelijk om het zaaizaad van vlas te behandelen met fungiciden tegen diverse schimmels. Schimmelziekten die tijdens de groei optreden, kunnen niet worden bestreden, omdat er geen fungiciden zijn toegelaten. Maar in vlas leveren schimmelziekten normaal gesproken ...

Zaaizaadontsmetting

Zaaizaadontsmetting beschermt het zaad tegen schimmels die met het zaaizaad overgaan en tegen schimmels die in de bodem voorkomen. De belangrijkste zijn grauwe schimmel (Botrytis) en dode harrel (Phoma). Een ontsmetting met Prelude 20 LF is standaard. De toegelaten middelen tegen Botrytis en Phoma zijn in de tabel vermeld. Ontsmetten van het zaad met Prelude kan de loopsnelheid van het zaad bij het zaaien verminderen. Bij een aangepaste afstelling van de zaaimachine hoeft dit geen problemen te geven.

Tabel. Werkzame stoffen ten behoeve van het ontsmetten van het zaaizaad.
werkzame stof (merknaam) dosering per kg zaad werkt tegen
thiram (Asepta thiram) 1,5 gram Botrytis, Phoma, kanker en verbruinen en in enige mate tegen verwelkingsziekte
carbendazim (o.a. Luxan carbendazim 500FC) 2 ml Botrytis en in enige mate tegen verwelkingsziekte
iprodion (o.a. Rovral aquaflo) 5 ml Botrytis
prochloraz (o.a. Prelude 20 LF) 2,5 ml Botrytis en Phoma

Grauwe schimmel

De infectie van grauwe schimmel (Botrytis cinerea ) vindt vanuit de grond plaats en verspreidt zich van plant tot plant. Zaadontsmetting is niet altijd afdoende.
In een jong stadium ziet men plantjes vaak in groepjes wegvallen, waarbij aan de voet van de plant een grauw schimmelpluis voorkomt. Ook de zaadlobben worden aangetast. Aanvankelijk heeft de stengelvoet oranjebruine vlekken, ontstaan er insnoeringen en wordt de plant geheel met grauw schimmelpluis bedekt.
Grauwe schimmel treedt het meest op in kleine plekjes verspreid over het perceel. In sommige percelen komt de aantasting 2 à 3 weken voor de oogst voor. Op de stengels, de zaadbollen en het blad ontstaan vlekken met schimmelpluis waarin zwarte sclerotiën worden gevormd. De planten worden geel en het deel van de stengel boven de vlek sterft eerder af dan het deel eronder. Bij vochtig broeierig weer kan de schimmel zich uitbreiden. In een zwaar en dicht gewas breidt de ziekte zich gemakkelijker uit. Aangetaste gewassen moeten vroeger geplukt worden.

Dode harrel

Dode harrel (Phoma exigua var. linicola) of Phoma gaat met het zaad over. De aangetaste kiemplanten zorgen voor de verspreiding in het gewas.
Bij kiemplanten vertonen de stengels even boven de grond een roodbruine insnoering. De planten vallen weg. Een vaststelling van de schimmelaantasting in het voorjaar is moeilijk. Na de bloei is de aantasting opvallender: tussen de gezonde planten komen gele, later bruine en dode stengels voor. Aan de stengel is een bruine verkleuring waar te nemen met kleine zwarte stippen. In deze zwarte stippen (pycniden) worden de sporen gevormd, die voor verspreiding van de ziekte zorgen. Dode harrel benadeelt de vezelkwaliteit in hoge mate. Naast zaaizaadontsmetting is het belangrijk om gezond zaaizaad te gebruiken.

Roest

Roest of zwartstip (Melampsora lini var. liniperda) komt niet voor in Nederland omdat de huidige rassen resistent zijn. De ziekte komt in het laatste deel van de vegetatieve groei naar voren. Op de stengels, de zijtakken, de zaadbollen en sporadisch op de bladeren ontstaan dan gele en oranje roestpukkels. In deze hoopjes worden de zogenaamde zomersporen gevormd. Later ontstaan er op de stengels zwarte roestpukkels, waarin de wintersporen worden gevormd. De zwarte sporenhoopjes tasten de vezel aan, waardoor zwakke plekken ontstaan. Dit heeft een negatief effect op de vezelkwaliteit.

Kanker

Bij een aantasting door kanker (Colletotrichum lini) ontstaan op de zaadlobben eerst lichtgroene, later rood- tot lichtbruine, iets ingezonken, scherp begrensde vlekjes. Op het stengeltje zijn eerst ter hoogte van het grondoppervlak iets geelachtig gekleurde, later in rotting overgaande plekjes te zien. Zieke planten kunnen afsterven. Ook oudere planten kunnen worden aangetast. De schimmel gaat met het zaad over en verspreidt zich van plant tot plant. Aangetaste gewassen moeten vroeg geplukt worden.

Verbruinen

Bij verbruinen (Guignardia fulvida en Alternaria linicola) ontstaan er op de zaadlobben, stengels en zaadbollen bruine, ronde vlekken. De stengels worden bros en knikken om. In juli wordt het vlas soms pleksgewijs al bruin. Bij een vroege aantasting van de zaadbol verschrompelen de zaden. De schimmel gaat met het zaad over en verspreidt zich van plant tot plant. Aangetaste gewassen moeten vroeg geplukt worden.

Vlasbrand

Vlasbrand wordt veroorzaakt door de bodemschimmel Pythium megalacanthum. Deze schimmel komt voor op zogenaamde “koude” grond. Dit is grond met een verstoorde bodemstructuur. Een misoogst zoals die bij Fusarium voor kan komen, zie je bij brand niet. Met de huidige mechanisatie en een goede planning kan al veel schade worden voorkomen. Daarnaast is de rassenkeuze belangrijk, omdat de rassen verschillen in gevoeligheid voor brand. Zieke planten geven aan één zijde van de stengel vergeling van de bladeren, terwijl ze aan de andere stengelzijde verdorren. Aangetaste planten groeien niet meer.

Verwelkingsziekte

Verwelkingsziekte of Fusarium (Fusarium oxysporum f.sp. lini) tast gewoonlijk de planten vanuit de grond aan. Op zwaar besmette grond verwelken en verdrogen de kiemplantjes. Bij een latere aantasting worden de bladeren geel en hebben dan donkere vlekjes. Vervolgens worden de planten roodbruin. Op de stengelvoet komen roze gekleurde sporenhoopjes voor. In tegenstelling tot vlasbrand begint de vergeling en verwelking in een later stadium aan de top van de plant en breidt zich uit naar de basis. De top van de plant is hierbij meestal gebogen, terwijl de plant in zijn geheel vroegtijdig afsterft.
De schimmel kan met het zaad overgaan. De huidige rassen die in Nederland geteeld worden, zijn resistent. Maar er zijn daarnaast ook nog rassen beschikbaar die vrij grote verschillen laten zien met betrekking tot de gevoeligheid voor Fusarium.
Bij het kweken van nieuwe rassen is de resistentie tegen Fusarium momenteel een belangrijk onderwerp. Behalve door een juiste rassenkeuze kan aantasting voorkomen worden door te zorgen voor een ruime vruchtwisseling en geen vlas te telen op besmette percelen.

Sclerotiënrot

Sclerotiënrot of rattekeutelziekte (Sclerotinia sclerotiorum) komt algemeen voor. Vlasplanten worden bij een aantasting geel en sterven af. In en soms ook op de stengels vormen zich sclerotiën. Aantasting treedt vooral op bij een dichte, welige stand, regenachtig weer en na een stikstofrijke voorvrucht. Directe bestrijding is niet mogelijk en veelal ook niet nodig.

Meeldauw

Vlasplanten kunnen aangetast worden door de echte meeldauwschimmel Oidium lini, die na de bloei tot aan de oogst voorkomt. Een aantasting treedt het eerst op in zware percelen tijdens een vochtige warme periode medio eind juni. Op normaal ontwikkelde percelen kan de aantasting aan het begin van de afrijping optreden. De aantasting versnelt de geelverkleuring en het afvallen van het blad enigszins. Op de stengel wordt meestal geen schimmelpluis aangetroffen; ook de vezel wordt niet aangetast. De schimmelsporen verplaatsen zich met de wind. De schimmel gaat niet met het zaad over.
In de jaren 1990 tot 1992 werden proeven aangelegd om het effect van een fungicidebehandeling na te gaan. Ondanks een goede werking van enkele fungiciden tegen de ziekte, bleek dat de vezel- en zaadopbrengst niet werden beïnvloed. Hierbij is nog geen rekening gehouden met sproeispoorschade. Een bestrijding is dus niet zinvol.