Publicatie datum: 15-04-2005
Teelthandleiding vezelvlas - bemesting
In dit hoofdstuk van de teelthandleiding vezelvlas vindt u informatie over de bemesting van dit gewas.
Stikstof
Legering van vlas geeft problemen bij de oogst en heeft een negatieve invloed op de vezelkwaliteit. Om legering te voorkomen is o.a. de hoogte van de stikstofgift belangrijk. Het stikstofadvies voor vezelvlas is:
gewenste stikstofgift/ha = 70 kg - bodemvoorraad N-mineraal (0-60 cm)
Dit stikstofadvies moet aangepast worden aan de grondsoort (N-nalevering), de stikstofnalevering (voorvrucht, groenbemester, bietenblad) en het zaaitijdstip. Als op een perceel veel stikstofmineralisatie wordt verwacht, zal de geadviseerde gift verlaagd moeten worden. Is de stikstofvoorraad hoger dan 100 kg N per ha, dan moet de teelt van vlas worden afgeraden.
Bij laat zaaien verdraagt vlas minder stikstof dan bij vroeg zaaien (10 á 20 kg/ha). De voorkeur gaat uit naar een éénmalige gift bij de zaaibedbereiding. Als het gewas te schraal blijft, kan een bijbemesting met ureum, mits vroeg toegepast, worden overwogen. Het optimale tijdstip voor een ureumbespuiting is bij een vlaslengte van 12 tot 25 cm. De bespuiting wordt uitgevoerd met een maximaal achtprocentige ureumoplossing in een hoeveelheid van 500 liter water per ha. Hiermee wordt ongeveer 20 kg N per ha toegediend. De bespuiting geeft weinig tot geen bladverbranding, mits niet bij volle zon wordt gespoten. Kort voor of na deze toepassing mag geen middel (insecticide, groeiregulator) gespoten worden met een uitvloeier.
Organische mest
Bij regelmatig gebruik van dierlijke mest op het perceel zal er in de loop der jaren meer stikstof vrij komen uit de aangevoerde organische stof. Dit speelt vooral bij mestsoorten met veel organisch gebonden stikstof. Deze stikstof staat niet vermeld op het verslag van het N-mineraalonderzoek. Bij vlas zal deze extra stikstof leiden tot een te zwaar gewas, met grote kans op legering. Het is beter geen vlas te telen op percelen waar regelmatig dierlijke mest op is uitgereden.
Groeiregulatie
De kans op legering is voor een deel te voorkomen door te kiezen voor een geschikt perceel, een stevig ras en een voorzichtige stikstofgift. Wanneer het gewas door welige groei dreigt te legeren (afbeelding 2), is een bespuiting met een groeiregulator te overwegen. Groeiregulatie geeft een tijdelijke remming van de lengtegroei. Legering kan naderhand toch nog optreden, maar naar verhouding in mindere mate. De toepassing van een groeiregulator moet gezien worden als een noodmaatregel, omdat de kwaliteit van de vezel negatief beïnvloed wordt.
Bij een vlaslengte van 30 cm is de werking van een groeiregulator optimaal. In de praktijk is het echter moeilijk om bij deze vlaslengte vast te stellen of het gewas te zwaar wordt. Als er geen legering optreedt, heeft toepassing van een groeiregulator als nadeel dat de stro- en zaadopbrengst wat negatief wordt beïnvloed. Een latere bespuiting op een langer gewas geeft een tragere en verlate bloei, met als gevolg een verlate en onregelmatige afrijping.
Cerone (ethefon) wordt toegepast bij een gewaslengte van 30 cm en in een gezond gewas. De dosering is 1 à 1,5 liter in 200 liter water per ha. Het advies is Cerone niet toe te passen in een licht gewas en op droogtegevoelige grond.
Bij warm weer kan een bespuiting het beste in de namiddag of ‘s avonds uitgevoerd worden om schade aan het vlas door ethefon te voorkomen.
Fosfaat
Fosfaat werkt het meest optimaal als deze in het vroege voorjaar (februari) gestrooid kan worden. Dan is de beschikbaarheid van fosfaat voor het gewas het beste, zodat het de wortelontwikkeling dan goed stimuleert. Het fosfaatadvies is afhankelijk van het Pw-getal (tabel 1).
Pw-getal |
Fosfaatgift (kg P2O5/ha)
|
|
zeeklei | dekzand | |
20 | 115 | 125 |
30 | 75 | 90 |
40 | 40 | 55 |
50 | 0 | 20 |
Kali
Vlas neemt kali gemakkelijk op. Als bouwplanbemesting wordt toegepast, hoeft vlas niet extra met kali te worden bemest. Als geen bouwplanbemesting wordt toegepast, dient te worden bemest volgens tabel 2. Bij kalibemesting in het voorjaar heeft patentkali enige voorkeur ten opzichte van de chloorhoudende kalimeststoffen vanwege een geringe opbrengstverhoging. Veiligheidshalve kunnen chloorhoudende kalimeststoffen beter in de herfst worden gegeven om eventuele chloor- en zoutschade te voorkomen.
K-getal |
Kaligift (kg K2O/ha)
|
|
zeeklei | dekzand | |
6 | 200 | 280 |
10 | 160 | 220 |
14 | 120 | 160 |
18 | 80 | 120 |
22 | 50 | 100 |
26 | 0 | 70 |
30 | 0 | 50 |
Afvoer van stikstof, fosfaat en kali
In tabel 3 zijn de gehalten aan stikstof, fosfaat en kali in het zaad en in het gedauwrote stro weergegeven. De totale afvoer is berekend bij een gemiddelde praktijkopbrengst aan zaad en stro. Als het gewas niet gedauwroot wordt, ligt de afvoer op een hoger niveau. Tijdens de groei is de opname aan P2O5 en K2O maximaal 40, respectievelijk 140 kg per ha.
Door het afgevallen blad blijft hiervan een gedeelte op het land. Bovendien wordt tijdens het dauwroten een groot gedeelte van de kali uitgeloogd.
Gehalten in kg per ton | Afvoer in kg per ha | ||||||
N | P2O5 | K2O | N | P2O5 | K2O | ||
zaad | 34 | 15 | 8 | 37 | 17 | 9 | |
stro | 4 | 1 | 2 | 22 | 6 | 11 | |
totaal | 59 | 23 | 20 |