Publicatie datum: 15-04-1991
Teelthandleiding triticale - ziekten, plagen en groeiregulatie
Dit deel van de teelthandleiding triticale gaat in op de bestrijding van ziekten en plagen in triticale.
Ziekten en plagen
Triticale staat bekend als een graangewas dat door zijn goede resistentie tegen ziekten weinig teeltkosten met zich meebrengt. De gevoeligheid voor schimmelziekten is ook minder dan die van tarwe. In Nederland worden echter steeds vaker meeldauw, bladvlekken en bruine roest op triticale aangetroffen. Ook is er een zekere vatbaarheid voor moederkoren, tarwehalmdoder, oogvlekkenziekte en vooral fusaria, zoals voetziekte (sneeuwschimmel) en aarziekte (rode kafschimmel). De ziekteresistentie van het gewas triticale mag beslist niet worden overschat. Zo is de vatbaarheid voor gele roest een belangrijk gegeven in het veredelingswerk.
De lagere ziektegevoeligheid van triticale hangt wellicht ten dele samen met het geringe teeltareaal. Gezien het potentieel aan schimmelparasieten dat triticale kan aantasten, mag bij een (aanzienlijke) toename van het areaal een vergroting van de ziektedruk niet worden uitgesloten.
In verschillende proeven namen de korrelopbrengsten na een bestrijding toe met 5 à 10%. Ook in rassenproeven op kleigrond wordt een effect van ziektebestrijding op de opbrengst gevonden, uiteenlopend van 0 tot 10%. In België en Duitsland wordt één bespuiting tegen blad- en aarziekten, veelal uitgevoerd bij het te voorschijn komen van de aar, als zinvol beschouwd.
Triticale is vatbaar voor oogvlekkenziekte. In graanrijke bouwplannen op kleigrond kan het gewas behoorlijk aangetast worden. Een bestrijding van deze ziekte moet worden aanbevolen, wanneer meer dan 20% van de halmen bij het begin van de stengelstrekking (GS 31) een oogvlek vertoont. Op zandgronden is het optreden van oogvlekkenziekte tot nu toe van geen betekenis geweest.
De ervaringen met ziektebestrijding op zandgrond waren zeer wisselend. Positieve effecten van ziektebestrijding werden met name bereikt in jaren met hoge opbrengsten; daarbij werd veelal een meeropbrengst gehaald van circa 5%. Ongetwijfeld zal het later afsterven van het blad daartoe in belangrijke mate hebben bijgedragen.
Groeiregulatie
De strostevigheid van triticale is rasgebonden. Een versteviging van de stengel wordt verkregen door een onderdrukking van de lengtegroei. Als gevolg hiervan geeft de toepassing van een groeiregulator een verkorting van het gewas. Het tijdstip waarop een groeiregulator wordt ingezet is bepalend voor de wijze, maar ook voor de mate van de verkorting. Bij een vroege toepassing, dat wil zeggen aan het begin van de stengelstrekking (GS 31), is de verkorting niet zo groot; wel vindt er een verdikking van de stengelvoet plaats. Bij een late toepassing (in GS 32-39) wordt uitsluitend een sterke verkorting van de stengel verkregen.
Bij een intensieve teeltwijze mag uit oogpunt van oogstzekerheid de toepassing van een halmverkortende groeiregulator niet achterwege blijven. Op kleigronden moet vooral waarde worden toegekend aan een vroegtijdige bespuiting. De noodzaak van toepassing van groeiregulatie op zand- en dalgronden kan beter afhankelijk worden gesteld van de gewassituatie tijdens de strekkingsfase.
Als groeiregulator is Moddus 250 EC in triticale toegelaten. Moddus kan ingezet worden in stadium DC 30-32 in een dosering van 0,5 l/ha.