Publicatie datum: 15-04-1991
Teelthandleiding triticale - oogst, bewaring en afzet
Dit deel van de teelthandleiding triticale gaat in op de oogst, bewaring en afzet van triticale.
De oogst en bewaring van triticale komt overeen met die van de andere graansoorten. Op zandgronden kan rogge ter vergelijking worden aangehouden; op klei- en lössgronden kan tarwe als voorbeeld dienen.
Oogst
De vulling van de korrels stopt aan het einde van de deegrijpe fase; het vochtgehalte in de korrel is dan nog ongeveer 35%. Tijdens de nu volgende binderrijpe fase vindt indroging van de korrels plaats. Bij gunstige weersomstandigheden kan na 7 à 10 dagen een vochtgehalte worden bereikt van 15 tot 17%. Het gewas is dan oogstrijp en bewaarbaar.
Tijdens het indrogingproces bevindt de korrel zich in kiemrust. Bij triticale is de duur van de kiemrust, net als bij rogge, vrij kort. Indien het indrogingproces door ongunstige weersomstandigheden wordt vertraagd kan de korrel gemakkelijk tot kieming overgaan, met andere woorden er treedt schot op. Veelal is schot zichtbaar doordat het kiempje van de korrel uitgroeit. Daarbij drukken de ontwikkelende wortels de korrel naar boven waardoor korreluitval kan plaatsvinden. Soms is schot niet zichtbaar en is er sprake van blind schot.
Afhankelijk van uitwendige omstandigheden kan het vochtgehalte van de korrel sterk schommelen. Om droogkosten te besparen, zal worden gestreefd om bij een vochtgehalte onder 17% te oogsten. In Nederland is dat echter in veel jaren niet mogelijk. Ongunstige omstandigheden en het voorkomen van schot maken dat het geoogste product vaak een te hoog vochtgehalte heeft en moet worden gedroogd.
Behalve korrel levert triticale ook een aanzienlijke hoeveelheid stro. Dit stro kan in balen worden geperst en afgevoerd, maar ook verhakseld en ingewerkt. Ruim 40% van de bovengrondse massa bevindt zich in de korrel. Dit betekent dat een goed gewas triticale 8 à 9 ton stro (stoppels + halmen + kaf) produceert; daarvan zal 5 à 6 ton in balen kunnen worden afgevoerd.
Bewaring
Triticale kan, evenals de andere graansoorten, vrijwel onbeperkt bewaard worden als het vochtgehalte in de korrel minder is dan 16%. Veelal wordt echter geoogst bij een hoger vochtgehalte, zodat het oogstproduct noodzakelijkerwijs moet worden gedroogd. Omdat menging met (zeer) droge partijen slechts zelden mogelijk is, zal mechanische droging moeten plaatshebben met koude of verwarmde lucht.
Het drogingproces verloopt met koude lucht vrij traag. Bij hoge vochtgehaltes in de korrel kan slechts een beperkte hoeveelheid product worden gedroogd. Bovendien zijn bij vochtgehaltes boven 20% grote hoeveelheden koude ventilatielucht nodig. Bij een vochtgehalte van 25% in de korrel is per m3 oogstproduct circa 40 m3 lucht nodig, hetgeen het dubbele is ten opzichte van 20% vocht. Bij hoge vochtgehaltes in het geoogste product zal droging met verwarmde lucht veelal noodzakelijk zijn.
Bij droging met verwarmde lucht is de temperatuur van belang. Wordt het geoogste product als zaaizaad afgezet, dan moet als maximum temperatuur van de drooglucht 30° C worden aangehouden. Bij de gebruikelijke afzet voor voederdoeleinden zijn de voorschriften aangaande drogingtemperaturen minder kritisch.
Afzet
In Nederland wordt triticale uitsluitend afgezet naar de veevoederindustrie. Dit betekent dat opslag als één partij kan plaatshebben. Menging met andere voergranen is ook mogelijk, maar dan gaat de specifieke meerwaarde van triticale (hoog eiwit %, hoog lysine %) verloren. Gezien de kwaliteit van triticale (zie paragraaf kwaliteit) is het een uitstekend voer voor varkens en herkauwers. Triticale kan tot 30% opgenomen worden in het rantsoen zonder dat de smakelijkheid wordt benadeeld. Als grondstof voor veevoeders is triticale van goede kwaliteit. Commerciële overwegingen in de veevoederindustrie zullen van doorslaggevende betekenis zijn voor de verwerking van triticale.
Afzetmogelijkheden als zaaizaad zijn, gezien het beperkte areaal, gering. Bovendien kan bij ongunstige weersomstandigheden tijdens de oogst gemakkelijk (blind)schot optreden, waardoor vaak niet meer aan de geldende kwaliteitseis voor kiemkracht kan worden voldaan. De afzet van triticale voor andere doeleinden is voorlopig gering. Voor de broodbereiding zal gezien de schotgevoeligheid, de ongunstige eiwitsamenstelling en de slechte uitmaling voorlopig geen grote markt aanwezig zijn.
Wellicht kan triticale ook een bestemming vinden in de mouterij; in Engeland wordt triticale al enkele jaren in de moutindustrie afgezet. Het extractrendement en de diastatische activiteit lijken goed. Vanwege het hoge eiwitgehalte kunnen echter problemen ontstaan bij de bierbereiding.