Publicatie datum: 15-04-1991
Teelthandleiding triticale - groei en ontwikkeling
Dit deel van de teelthandleiding triticale gaat in op de groei en ontwikkeling van triticale.
In Nederland wordt triticale uitsluitend als wintergraan geteeld. In dit hoofdstuk worden daarom alleen de wintervariëteiten besproken; de zomervariëteiten komen niet aan de orde. De algemeenheden die de groei en ontwikkeling van een graangewas kenmerken, gelden ook voor triticale. ...
Ontwikkelingsstadia
De ontwikkeling van een graanplant kenmerkt zich door het doorlopen van een aantal fasen. In elk van deze fasen vinden processen plaats die de gewasopbouw en de korrelproductie bepalen. Herkenning van deze fasen of ontwikkelingsstadia is van groot belang voor een tijdige uitvoering van bepaalde teeltmaatregelen, zoals onkruidbestrijding, groeiregulatie en bemesting. Het ontwikkelingsstadium van een gewas kan op het oog goed worden vastgesteld. De opeenvolgende stadia worden goed in beeld gebracht door de schaal van Feekes. Door het toenemend gebruik van de computer zal deze schaal echter meer en meer worden vervangen door een decimale schaal, die is ontwikkeld door Zadoks cs.
Triticale kenmerkt zich door een vrij lange fase van uitstoeling. Het gewas heeft in deze fase een platte groeiwijze. De ontwikkeling van triticale is trager dan die van rogge en sluit beter aan bij die van tarwe. Tijdens de fase van uitstoeling wordt een groot aantal spruiten gevormd; hierin schuilt ook het groot compenserend vermogen voor lage plantdichtheden. Verder is triticale in staat tot de vorming van grote aren, waarin met name een zeer groot aantal korrels kunnen worden aangelegd die overigens niet altijd tot goede korrels uitgroeien.
Productiepatroon
Tijdens het groeiseizoen doorloopt de plant een aantal ontwikkelingsfasen, waarin zich specifieke fysiologische processen afspelen. Deze processen zijn bepalend voor de wijze waarop later de korrelopbrengst tot stand komt. Het verloop van deze fysiologische processen hangt sterk samen met uitwendige omstandigheden zoals lichtinstraling, daglengte, temperatuur en vochtvoorziening. Ook teelttechnische maatregelen zoals bemesting en groeiregulatie beïnvloeden echter de ontwikkeling van de plant. De inzet van de teeltmaatregelen is er dan ook op gericht de plant zodanig te sturen dat een gewasstructuur wordt verkregen die resulteert in hoge opbrengsten bij een hoge mate van oogstzekerheid.
Hoe ziet de optimale productiewijze van een triticale-gewas eruit? Om deze vraag te beantwoorden is een zorgvuldige analyse van de totstandkoming van de korrelproductie noodzakelijk. In proeven met het gewas werden hiertoe op zand-, klei- en lössgrond behalve de korrelopbrengst ook de opbrengstbepalende componenten vastgesteld. Hierbij is naar voren gekomen dat bij triticale 450 aren per m2 nodig zijn met 40 tot 45 korrels per aar; bij een duizendkorrelgewicht van 40-45 is een opbrengst mogelijk van 7 ton (op zandgrond) tot 9 ton (op kleigrond) per ha mogelijk.
Voor een goede aarvorming, korrelzetting en korrelvulling is het nodig dat legering wordt voorkomen en dat het gewas gezond kan afrijpen. Op zand- en dalgronden kunnen met name (korte) perioden van droogte de ontwikkeling van het gewas sterk benadelen.