Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-04-1991

Teelthandleiding triticale - gewaskenmerken

Dit deel van de teelthandleiding triticale gaat in op de gewaskenmerken van triticale.

Gewastypen

Door het proces van kruisen en terugkruisen worden nieuwe rassen geschapen waarin de eigenschappen van tarwe dan wel van rogge meer worden teruggevonden. Het roggetype is ontwikkeld voor armere en drogere gronden; het tarwetype voor vruchtbare gronden. De roggetypes onderscheiden zich van de tarwetypes door een grotere strolengte en een betere winterhardheid, terwijl de strostevigheid geringer is.

Productiviteit

Triticale is een graangewas met een hoge potentiële opbrengst. Dit wordt bereikt door een lang groeiseizoen, een goede lichtonderschepping en een groot compenserend vermogen. De opbrengststabiliteit laat echter nogal eens te wensen over. In het onderzoek zijn proeven met zeer hoge opbrengsten, maar ook met teleurstellende opbrengsten geoogst.

Grondsoort

De vruchtbaarheid van de grond bepaalt in sterke mate het opbrengstvermogen. Meer dan rogge is triticale gebaat bij een goede vochtvoorziening. Op goed vochthoudende (zand)gronden is triticale vaak productiever gebleken dan rogge; op droogtegevoelige gronden lijkt rogge zekerder.

Winterhardheid

De winterhardheid van triticale is sterk afhankelijk van het ras.

Slempgevoeligheid

Triticale reageert gunstig op een goede structuur van de grond. Slemp- en plasvorming worden vaak slecht verdragen, zeker in vergelijking met rogge.

Strostevigheid

Op zandgronden vormt de strostevigheid van wintergranen vaak een zwak punt bij de teelt. Hoewel minder dan rogge is ook triticale echter (afhankelijk van het ras) gevoelig voor legering. Toepassing van een groeiregulator kan op beide gronden de stevigheid van triticale verbeteren.

Ziektegevoeligheid

De beperkte gevoeligheid voor de meeste graanziekten werd bij de introductie van het gewas als een sterk punt van triticale beschouwd. Het optreden van voetziekten (tarwehalmdoder en oogvlekkenziekte) is inderdaad beperkt en sterk rasgebonden. Bladziekten zoals meeldauw, bladseptoria en bruine roest worden echter steeds vaker ook op triticale aangetroffen. Ook blijkt triticale vatbaar voor fusariumvoetziekten, kafjesbruin, moederkoren en fusarium in de aar. Van deze ziekten kan met name fusarium in de aar in sommige jaren aanzienlijke schade veroorzaken. Ook bij triticale wordt daarom een positieve werking van ziektebestrijding gemeten. Daarom moet de ontwikkeling van ziekten nauwgezet in de gaten gehouden worden.

Kwaliteit

Als graangewas bezit triticale belangrijke voedingsstoffen, die zowel voor menselijke als dierlijke consumptie gebruikt kunnen worden.

Bakkwaliteit

Het gebruik van triticale voor menselijke voeding is echter beperkt. In vergelijking met tarwe is de bakwaarde gering; bovendien zijn er maal- en verwerkingstechnische problemen. De maaltechnische problemen hangen samen met de korrelstructuur. De korrel is in meer of mindere mate verschrompeld en het hectolitergewicht is laag. Daarnaast beperkt het hoge asgehalte de mate van uitmaling, wat leidt tot een laag bloemrendement.

Het eiwitgehalte van triticale is meestal hoog. Voor de broodbereiding zijn echter onoplosbare eiwitten, de zogenaamde gluten, essentieel. Juist deze eiwitfractie is bij rogge en triticale veel geringer dan bij tarwe. Mede door enzymatische afbraak van deze eiwitten ontstaan slappe, kleverige degen. Het rijsproces is beperkt, waardoor de kruim compact en het broodvolume klein is. Als gevolg van klevende deegeigenschappen kan triticale niet gebruikt worden voor de fabrieksmatige verwerking tot brood.

Voederkwaliteit

In de diervoeding worden granen in de eerste plaats aangewend als energiebron; daarnaast leveren granen een bijdrage aan de eiwit- en mineraalvoorziening. In voederproeven is gebleken dat triticale als energiebron goed vergelijkbaar is met tarwe en rogge.

Als eiwitbron scoort triticale duidelijk beter vanwege (1) een hoger eiwitgehalte, (2) een hoger lysinegehalte en (3) een betere verteerbaarheid, althans voor varkens. Ten aanzien van de mineralen is het hoge fosforgehalte van triticale gunstig; bovendien komt een groter deel ervan beschikbaar bij de vertering.

Ongunstig in de diervoeding zou bij triticale het voorkomen van anti-nutritionele factoren kunnen zijn. Onduidelijkheid heerst er nog ten aanzien van de anti-trypsine factor, die leidt tot een slechtere eiwitvertering. Negatief uit oogpunt van voeding is ook een besmetting met moederkoren, een schimmelziekte die ook in rogge kan voorkomen. In de praktijk is de aantasting van moederkoren meestal zeer gering en heeft dan ook nauwelijks betekenis voor de voerkwaliteit. Voor herkauwers en varkens kan triticale doorgaans in hoge percentages (tot 30 % of meer) in het rantsoen worden opgenomen. Voor pluimvee moet een lager percentage aangehouden worden.

Schotgevoeligheid

Een beperking bij de afzet van triticale voor menselijke voeding is de aanwezigheid van schot in de korrel. Triticale is evenals rogge erg vatbaar voor schot. Na het beëindigen van de korrelvulling (het gewas is dan binderrijp) blijkt de periode van kiemrust erg kort te zijn. Onder ongunstige, natte omstandigheden kunnen de korrels in de aar gemakkelijk gaan kiemen, zodat schot optreedt. Hoewel schot voor veevoederdoeleinden niet nadelig hoeft te zijn treden toch opbrengstverliezen op die het rendement van de teelt verminderen.

Plaats in de vruchtwisseling

Als graangewas past triticale uitstekend in een vruchtwisseling met hakvruchten. Door toelevering van organische stof in de vorm van wortels, stoppels en verhakseld stro en de geschiktheid als graangewas voor de inzaai van een groenbemester, draagt triticale bij aan een goede bodemstructuur. Als éénzaadlobbige heeft triticale een onderdrukkend effect op verschillende ziektekiemen, zoals schimmelziekten, vrijlevende- en cysteaaltjes. In een bouwplan met veel hakvruchten geldt triticale, evenals de andere graansoorten, als een gezondmakend gewas.

Graansoorten

In het voorgaande zijn de verschillende eigenschappen van triticale belicht. Veelal werd daarbij een vergelijking gemaakt met tarwe en rogge. Opgemerkt moet worden dat de teelt van wintertarwe duidelijk meer teeltkosten met zich mee brengt dan de teelt van rogge en triticale. De verschillen tussen de drie graansoorten komen vooral tot uiting in de kosten voor de bestrijding van ziekten. Verder kan nog benadrukt worden dat de diversiteit in ontstaanswijze van triticale een grote variabiliteit tussen de rassen heeft doen ontstaan. Meer dan bij de andere graansoorten moet ten aanzien van grondsoort en teelttechniek bij triticale rekening worden gehouden met de rassenkeuze.

Afbeelding 1. Aarvormen van rogge, triticale en tarwe.
Afbeelding 2. Korrels van rogge, triticale en tarwe.