Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-04-1991

Teelthandleiding triticale - bodemgesteldheid

Dit deel van de teelthandleiding triticale gaat in op de rol van de bodemgesteldheid bij triticale.

Algemeen

Wintertarwe wordt vooral geteeld op kleigronden, rogge op zand- en dalgronden. Door de grote variabiliteit van het rassensortiment kan triticale op alle grondsoorten goede producties geven. Triticalerassen van het tarwetype komen meer voor op goede gronden (klei- en lössgrond) en rassen van het roggetype meer op minder vruchtbare gronden (zand- en dalgrond). In de praktijk komt triticale vooral voor op de marginalere landbouwgronden. De verbreiding van triticale heeft dan ook overwegend plaatsgevonden in gebieden waar van oudsher veel rogge werd geteeld. In deze gebieden kon triticale de plaats van rogge als voergraan innemen.

Bodem en beworteling

Een goede beworteling van het gewas is voorwaarde voor hoge opbrengsten. Bij een goede waterbeheersing en het ontbreken van storende lagen in het bodemprofiel vindt op kleigrond beworteling vaak tot meer dan een meter beneden maaiveld plaats. Op zandgronden blijft de bewortelingsdiepte door de grotere indringingsweerstand van de ondergrond beperkt tot de humeuze bodemlagen. Triticale is gebaat bij een goed doorluchte grond met een voldoende watervoorziening. Meer dan rogge wordt de groei en ontwikkeling van triticale geschaad door (perioden van) watertekort. Droogtegevoelige gronden zijn dan ook minder geschikt voor de teelt van triticale.

Verdichtingen in de grond, in de vorm van structuurgebreken in de bouwvoor, ploegzool e.a. vertragen of belemmeren de zuurstofaanvoer en de beworteling, wat de gewasopbrengst schaadt. Bij de grondbewerking moet men er daarom voor zorgen, dat ongunstige invloeden, zoals slemp, plasvorming en storende lagen, tijdens het groeiseizoen niet optreden.

Bodemvruchtbaarheid

Triticale kan op uiteenlopende gronden hoge opbrengsten geven. Verschillen in slibgehalte, koolzure kalk en organische stofgehalte worden door triticale goed verdragen. In vergelijking met andere graansoorten produceert triticale goed op lichte (zand) en zware (klei)gronden, waarbij de pH kan variëren van 5 tot 7. Net als rogge is triticale tolerant voor een lage pH; de verbreiding van triticale op de van oudsher typische roggegronden hangt hier ongetwijfeld mee samen.

Grondbewerking en zaaibedbereiding

De eisen die tarwe op kleigrond, en rogge op zandgrond aan de grondbewerking en de zaaibedbereiding stellen, gelden ook voor triticale. Voor een goed doorluchte bovengrond zal een hoofdgrondbewerking tot 25 à 30 cm moeten plaatshebben. Een goed zaaibed bestaat uit een gelijkmatig en goed verkruimelde toplaag van ongeveer 3 cm dikte. De groei van de plant is gebaat bij een kluiterige bovenlaag die gemakkelijk water en lucht doorlaat. Een onvoldoende snelle afvoer van de neerslag veroorzaakt structuurverval en verslemping van de losse bovenlaag. Met name bij triticale, die erg gevoelig is voor verslemping en plasvorming, moet dit worden vermeden. Triticale moet daarom bij voorkeur in een goed bereid zaaibed onder gunstige omstandigheden worden gezaaid. Het "inmodderen" van het zaaizaad is funest voor een goede gewasgroei.