Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-07-1996

Teelthandleiding pootaardappelen - selectie

In dit deel van de teelthandleiding pootaardappelen wordt ingegaan op de selectie van de aardappelplanten.

Algemeen

Zieke planten in een gewas moeten vanwege het gevaar van besmetting voor de omgevende planten zo vroeg mogelijk worden verwijderd. Om vroeg te kunnen selecteren is het noodzakelijk een vroeg ontwikkeld, gelijkmatig en onbeschadigd gewas te hebben waarin zieke planten goed te herkennen zijn. Bij zieke planten moet worden gedacht aan viruszieke planten, aan planten met bacterieziektesymptomen, en ook aan planten die door Rhizoctonia, ringvuur of aaltjes zijn aangetast. Behalve deze zieke planten mogen ook sterk in groei achtergebleven en verdachte planten, planten afkomstig van aardappelopslag en rasonzuivere planten zoals 'mannetjes' en mutanten tijdens de keuring niet in een pootgoedperceel voorkomen. Bij verdachte planten zijn ziektesymptomen niet goed herkenbaar. Achtergebleven planten kunnen later ziek blijken te zijn; ze zijn dan in het inmiddels gesloten gewas niet goed te vinden, maar fungeren wel als besmettingsbron. Niet alle afwijkingen zijn op hetzelfde moment herkenbaar. Daarom zijn meerdere selectieronden nodig.

Vroege selectie is nodig om viruszieke planten te verwijderen vóór bladluizen de gelegenheid hebben het virus van zieke naar gezonde planten over te brengen. De selecteur moet de luizen vóór zijn. Jonge planten zijn bovendien veel vatbaarder voor virusinfecties dan oudere planten (ouderdomsresistentie).

Selectie dient plaats te vinden in een bladluisvrij gewas! Zijn namelijk bij de selectie al bladluizen aanwezig dan kunnen deze tijdens het selecteren van de planten vallen die verwijderd worden en andere planten met virusziekten besmetten. Controle op de aanwezigheid van bladluizen kan worden uitgevoerd door een aantal planten af te kloppen op bijvoorbeeld een wit plankje. Worden bladluizen gevonden dan moeten deze eerst met een insekticide worden gedood alvorens het perceel te selecteren. Een snelwerkend, selectief middel verdient hierbij de voorkeur. Bij controle op aanwezigheid van bladluizen is de kans deze aan te treffen het grootst op de planten langs de randen en bij alleenstaande planten, op de oudere bladeren. Ook bij X-virus is vroeg verwijderen van belang omdat dit virus door kontakt tussen gezonde en zieke planten wordt overgedragen. En hoe groter de planten zijn, hoe gemakkelijker ze langs elkaar schuren.

Het selecteren is in feite een noodzakelijk kwaad. Zorg daarom voor prima uitgangsmateriaal! Hoe minder hoeft te worden geselecteerd des te minder is de kans op verspreiding van virusdragende bladluizen.

Bij het selecteren moeten ook de volgende punten in acht worden genomen:

  • vakbekwame selecteurs die een goede kennis hebben van rassen en ziekteverschijnselen en die nauwkeurig werken;
  • zieke planten voorzichtig uittrekken en alle knollen meenemen, ook de moederknol, zodat deze geen nieuwe plant kan vormen;
  • de planten niet uitschudden;
  • planten niet laten liggen maar meenemen in een luisdichte (plastic) zak;
  • de zakken met planten niet op de kopakker leegstorten maar de planten op afdoende wijze onschadelijk maken, bijvoorbeeld op de komposthoop brengen op minstens 50 m afstand van een pootgoedperceel, of begraven.

Hulpmiddelen

Bij aanwezigheid van veel zieke planten kan het aanbeveling verdienen de werkcapaciteit van de selecteur te vergroten. Hij kan in veel gevallen sneller en bovendien nauwkeuriger werken als hij de zieke planten niet hoeft uit te graven en mee te nemen. De zieke planten kunnen worden gemerkt, opdat ze door iemand die minder bedreven is in het selecteren, kunnen worden verzameld. Dit merken kan bijvoorbeeld met stokjes of met een verfspuitje.

In de praktijk worden er soms selectiewagens gebruikt. Hierop kan men meestal zitten en uitgeselecteerde planten meegenomen. Het selectiewerk wordt er enorm mee verlicht. Daarnaast verhoogt het de capaciteit. Alleen na een fikse regenbui ligt het gebruik van deze wagens meestal enkele dagen stil. Nadelen van deze wagens zijn dat viruszieke planten veelal niet meer 'luisdicht' worden vervoerd en dat uitgeselecteerde planten over enige afstand worden verplaatst alvorens ze op de wagen liggen. Dit is in feite uit den boze; ook bij het gebruik van een selectiewagen blijft het in luisdichte zakken verplaatsen van de planten noodzakelijk.

Weersomstandigheden

Selecteren op zwakke symptomen van virusziekten gaat het beste bij rustig, donker weer, een optimale vochtvoorziening van het gewas, een droog gewas en temperaturen van 16 tot 20° C. 's Morgens vroeg en 's avonds zijn de symptomen moeilijker te zien dan overdag.