Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-07-1996

Teelthandleiding pootaardappelen - rugopbouw

In dit deel van de teelthandleiding pootaardappelen wordt ingegaan op de rugopbouw bij het telen van aardappelen.

De teelt van aardappelen op ruggen biedt verschillende voordelen ten opzichte van vlakvelds telen.

Algemeen

De teelt van aardappelen op ruggen biedt verschillende voordelen ten opzichte van vlakvelds telen:

  • Het rooien is eenvoudiger, omdat er minder grond hoeft te worden opgenomen en uitgezeefd.
  • Mechanische onkruidbestrijding is effectiever. Ook wat grotere onkruiden kunnen tijdens de rugopbouw met grond worden bedekt.
  • Bij wateroverlast is er een geringere kans dat de knollen gaan rotten. Vooral snelgroeiende knollen kunnen bij temperaturen van ca. 20° C en hoger, onder zuurstofarme omstandigheden, binnen één of enkele dagen verrotten.

Rugvorm en ruggrootte

De ruggen moeten uniform van grootte en vorm zijn. De flanken van de rug moeten bol zijn opdat de rug niet gemakkelijk afspoelt. De top moet niet komvormig naar vlak of iets puntig zijn, zodat sporen van ziekteverwekkers zoals P. infestans minder gemakkelijk met regenwater in de rug spoelen en de knollen besmetten. Bij grote ruggen is de kans op groene knollen iets geringer dan bij kleinere ruggen.

Het tijdstip van rugopbouw

Het tijdstip van rugopbouw is afhankelijk van de pootdatum, de grondsoort en de wijze van aanpak van de onkruidbestrijding. Naarmate vroeger in het voorjaar wordt gepoot, wordt bij voorkeur langer gewacht voordat een volledige rug wordt gevormd. Toch zien we op kleigronden vaak dat zodra het zaaien en poten klaar is, met het frezen wordt begonnen. Een nadeel van vroege rugopbouw is dat de ruggen vroeg in het voorjaar slechts langzaam opwarmen waardoor het langer duurt voordat de planten bovenkomen. Als gevolg hiervan is de kans op aantasting van de kiemen door Rhizoctonia groter. Dit kan leiden tot een onregelmatige opkomst, minder stengels per plant en meer knolmisvorming. Ook beperkt een vroege rugopbouw de mogelijkheden om zaadonkruiden mechanisch te bestrijden. Hiertegenover staat dat kleine ruggen in een droog voorjaar makkelijker uitdrogen waardoor de plantegroei kan worden geremd. Kiemen die droog komen te liggen zullen minder snel of helemaal geen stengel vormen.

Op zandgronden is de Rhizoctonia-druk vanuit de grond veelal hoger. Daarom wacht men hier vaak langer met de volledige rugopbouw. Bovendien kan dan tegelijkertijd het op deze gronden vaak overvloedig aanwezige onkruid worden bestreden.

De wijze van rugopbouw

Aardappelruggen dienen te zijn opgebouwd uit losse grond die bij het rooien goed zeefbaar is en waarin geen harde kluiten voorkomen die zo groot zijn dat ze bij het rooien niet worden uitgezeefd.

Ruggen kunnen op verschillende wijzen worden opgebouwd. Op klei- en zavelgronden wordt veelal gebruik gemaakt van een door de trekker aangedreven werktuig; de frees met aanaarders of rugvormers. Met dit werktuig, dat is uitgerust met freeshaken, is men in staat de grond fijn te maken. Op lichtere gronden is een aangedreven werktuig niet nodig. Hier kan van aanaarders of van zandrugvormers gebruik worden gemaakt. Bij toepassing van zandrugvormers wordt de grond losgemaakt door één of meer tanden per geul. Als ruggen op lichte gronden in meerdere werkgangen worden opgebouwd, moet erop worden gelet dat de basis van de ruggen voldoende breed is zodat later opgebrachte losse grond niet terugzakt in de geul. Op lichtere zavelgronden mag de grond niet te fijn worden gemaakt omdat te fijne grond onder natte omstandigheden onvoldoende stabiel is en kan verslempen.

Het aantal elementen van aanaardgarnituren en rijenfrezen moet passen bij het aantal rijen van de pootmachine of omgekeerd. Na twee- of vierrijïg poten passen aanaarders en rijenfrezen met respectievelijk drie en vijf elementen. Gebruikt men rugvormers dan moet het aantal ruggen dat in een werkgang wordt gevormd gelijk zijn aan het aantal rijen van de pootmachine. Hierbij moet ook steeds door dezelfde geulen wordt gereden. Belangrijk is voorts, dat er bij de rugopbouw op wordt gelet dat de ruggen midden boven de poters komen. Dit kan ook aan de slootkant een probleem zijn. Om dit te voorkomen doet men eerst de tweede slag zodat de aanaarder of frees 'steun' heeft.

Afbeelding. Frezen van aardappelruggen.

Beddenteelt

In de praktijk worden op beperkte schaal op lichte zavel en zandgronden aardappelen op bedden geteeld in plaats van op ruggen. De voordelen van bedden zouden zijn dat neerslag beter wordt benut, dat de verdamping minder groot is en dat minder schurft zou optreden. Onderzoek heeft dit evenwel niet aan kunnen tonen. Nadelen van bedden zijn dat er aangepaste apparatuur nodig is voor poten, bedopbouw, mechanische onkruidbestrijding en oogsten. Beddenteelt is alleen mogelijk op erg lichte grond omdat er bij de oogst meer grond verwerkt moet worden. Dit kan alleen bij gemakkelijk zeefbare, dus lichte gronden. Bij beddenteelt worden veelal 3 rijen op een bed gezet met de planten op het bed in kruisverband. De bedden liggen hart op hart 150 cm uit elkaar. Hierdoor is bij een gelijk plantaantal per hectare de plantverdeling beter dan bij ruggenteelt op 75 cm afstand.