Publicatie datum: 15-07-1996
Teelthandleiding pootaardappelen - rassenkeuze
In dit deel van de teelthandleiding pootaardappelen wordt ingegaan op de rassenkeuze bij de teelt van pootaardappelen.
In ons land worden vele aardappelrassen geteeld. Ook worden er nieuwe rassen gekweekt. Jaarlijks worden in totaal meer dan één miljoen plantjes uit zaden opgetrokken. Hiervan brengen enkele het uiteindelijk na veel selectie tot een plaats op de Nationale ...
Bij pootgoed moet onderscheid worden gemaakt tussen vrije rassen en monopolierassen. Nieuwe rassen genieten gedurende de eerste 30 jaar na verlening van kwekersrecht bescherming. Zij mogen dan alleen met toestemming van de kweker of degene waarmee de kweker een overeenkomst over het betreffende ras heeft gesloten, worden geteeld en verhandeld. Na 30 jaar is een ras vrij en mag iedereen het telen en verhandelen. Vrije rassen kunnen dus zowel van pootgoedtelers als van de handel worden betrokken. Monopolierassen kunnen in de meeste gevallen alleen worden geteeld nadat men zich bij een bepaald handelshuis dat het monopolie van die rassen bezit, heeft aangesloten. Een handelshuis is een organisatie die bekendheid geeft aan monopolierassen en vrije rassen, pootgoedtelers bij de teelt begeleidt en een uitgebreid verkoopnet heeft met contacten naar afnemers in binnen- en buitenland. Bij de verkoop van pootgoed is het belangrijk om binnen een markt of marktsegment, bijvoorbeeld de frites-, chips-, export- of zetmeelaardappelenmarkt, een breed assortiment te hebben van rassen met verschillende eigenschappen. De raseigenschappen van de belangrijkste rassen zijn weergegeven in de Rassenlijst.
Het belangrijkste onderscheid binnen de groep van Nederlandse rassen vormt het teeltdoel van het gebruikspootgoed: de zetmeelindustrie of de consumptiemarkt. Bij de zetmeelaardappelen zijn belangrijke eigenschappen; oogstzekerheid, bewaarbaarheid en resistenties tegen ziekten en plagen, met name aardappelmoeheid, en natuurlijk een zo hoog mogelijke zetmeelopbrengst per hectare. De consumptie-aardappelen worden als volgt opgedeeld: rassen voornamelijk voor binnenlands gebruik, rassen voor de verwerkende industrie en rassen voornamelijk voor de export. Bij de consumptie-aardappelen is, naast productiviteit kooktype en smaak (hoewel heel persoonlijk) belangrijk. Verder zijn de vroegheid van een ras en ook de resistenties tegen bepaalde ziekten en plagen, denk aan aardappelmoeheid, Phytophthora infestans, virusziekten, belangrijke eigenschappen. Voor bepaalde exportlanden kan de schilkleur belangrijk zijn of de gevoeligheid voor droogte. Kortom, er is een breed scala van eigenschappen in de Nederlandse rassen aanwezig. Hierdoor kan er aan kopers uit allerlei streken een ras worden geleverd, dat aan hun specifieke eisen voldoet.