Publicatie datum: 15-07-1996
Teelthandleiding pootaardappelen - keuring
In dit deel van de teelthandleiding pootaardappelen wordt ingegaan op de keuring.
Algemeen
De Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor Zaaizaad en Pootgoed van Landbouwgewassen (Stichting NAK) is door de overheid belast met de uitvoering van de keuringen. De bevoegdheden van de NAK zijn gebaseerd op de Zaaizaad- en Plantgoedwet 1967. Alle personen die pootgoed produceren of die handelingen verrichten met te velde en/of op partij goedgekeurd teeltmateriaal, moeten aangeslotenen zijn van de NAK. Wat betreft de telers heeft deze aansluiting plaats door invulling en ondertekening van een aangifteformulier voor de keuring. De aangeslotenen moeten zich houden aan de reglementen en voorschriften, uitgevaardigd door de NAK.
De keuringen worden uitgevoerd door keurmeesters. Deze zijn in één van de volgende drie districten werkzaam; noord, midden of zuid. Het bestuur van de NAK wordt gevormd door vertegenwoordigers van de pootgoedtelers, kwekers, handelaren en gebruikers. Daarnaast is de overheid als toezichthouder in vergaderingen van het bestuur vertegenwoordigd.
Pootgoed mag alleen in het verkeer worden gebracht als het materiaal is goedgekeurd door de NAK. Het keuringssysteem werkt als volgt; er zijn keuringen in het veld en op de partij. De keuringen geschieden volgens een door de NAK vastgesteld keuringsreglement. Hierin zijn alle bepalingen te vinden waaraan bij de aangifte, het uitpoten, de selectie, de loofvernietiging, het rooien, het sorteren en bij aflevering moet worden voldaan. De aangesloten telers krijgen jaarlijks de noodzakelijke informatie betreffende wijzigingen in de keuringsvoorschriften.
De belangrijkste bepaling is dat de teler verplicht is alle handelingen te verrichten, die de raszuiverheid en de gezondheidstoestand kunnen verhogen. Deze handelingen moeten vóór de eerste keuring zijn verricht en zo lang mogelijk worden voortgezet. De selecteur moet dus zeer vroeg met de selectie beginnen. Er mogen geen handelingen worden verricht, die misleidend zijn (stengels trekken), of waardoor een juiste beoordeling wordt bemoeilijkt. Het resultaat wordt vastgesteld door het plaatsen van het gewas in een bepaalde klasse. Bij pootgoed kennen we thans de volgende klassen; S, SE, E, A, B en C.
Het S-pootgoed moet afkomstig zijn van stamselectie, zie het hoofdstuk 'Produktie van basispootgoed'. De nateelt van S-pootgoed kan als het aan de gestelde eisen voldoet de klasse SE krijgen; uit SE kan twee jaar achtereen klasse E worden geteeld. Uit E kan maximaal tweemaal A groeien, uit A groeit klasse B. Uit B kan onbeperkt B worden verkregen, echter uitsluitend voor eigen gebruik. Het voorgaande kan uiteraard alleen als wordt voldaan aan de eisen die aan de betreffende klasse worden gesteld. Het doorschuiven tot aan de klasse B wordt ook wel 'afkapsysteem' genoemd. Het betekent dus dat men om een zekere klasse te kunnen telen altijd terug moet grijpen op materiaal dat uit een hogere klasse van stamselectie afkomstig is. Een tweede keer E of A telen kan alleen als dit het tweede jaar bij dezelfde teler (hetzelfde telersnummer) plaatsvindt, of het pootgoed was voorzien van een "bewijs van goedkeuring als eerste E of eerste A".
Het pootgoed van de klassen S, SE en E wordt basispootgoed genoemd en van de klassen A, B en C gecertificeerd pootgoed. Basispootgoed is bedoeld voor de teelt van pootaardappelen en gecertificeerd pootgoed voor de teelt van consumptie en zetmeelaardappelen. Uitgangsmateriaal van de klassen S t/m B kan voor de keuring worden aangegeven. In welke klasse het pootgoed uiteindelijk wordt goedgekeurd hangt af van de volgende factoren:
- De klasse van het uitgangsmateriaal.
- De uitslag van de veldkeuring.
- Het in acht nemen van de loofdodingsdatum, voor zover van toepassing.
- Het resultaat van de nacontrole op virusziekten en het laboratoriumonderzoek op bacterieziekten voor zover dat heeft plaatsgevonden.
- Het resultaat van de partijkeuring.
- Het opvolgen van de overige bepalingen in het Keuringsreglement.
Veldkeuring
Alle pootgoedpercelen moeten vrij zijn van aardappelcysteaaltjes. Hiertoe moet een pootgoedteler bij aangifte voor de keuring een AM-vrijbewijs (uitslag onderzoek) aan de NAK kunnen overleggen.
De veldkeuring begint in de eerste helft van juni en de datum van deze eerste keuring wordt vooraf bekendgemaakt. Er vinden 2 à 3 keuringen plaats waarvan de laatste vlak voordat het loof wordt vernietigd. Soms vindt in verband met bijvoorbeeld bacterieziekten een extra keuring plaats. Bij de eerste veldkeuring wordt een perceel óf afgekeurd, óf in klasse verlaagd óf voorlopig goedgekeurd in de klasse S, SE, E, A, of B. Tijdens de volgende keuringen kan de voorlopig toegekende klasse niet worden verhoogd maar uiteraard wel worden verlaagd.
Tijdens de veldkeuring wordt gelet op:
- raszuiverheid/rasechtheid
- gezondheidstoestand
- andere factoren zoals regelmaat en aardappelopslag
Raszuiverheid/rasechtheid
Als er in het gewas planten staan van een ander ras (raszuiverheid), en/of rasonzuivere planten (rasechtheid), bijvoorbeeld mutanten, 'mannetjes', dan kan dat gewas niet in de klassen S t/m E worden geplaatst. In de klasse A mag maximaal één rasafwijkende plant voorkomen per 10.000, in B 1 op 2.000 en in C 1 op 1.000.
Gezondheidstoestand
Hierbij gaat het om ziekten die met het pootgoed kunnen overgaan. Dit zijn onder andere virusziekten en de bacterieziekten zwartbenigheid en stengelnatrot.
Voor percelen pootaardappelen waarover onvoldoende zekerheid bestaat of er sprake is van een aantasting door bacterieziekten, kan tijdelijk een selectieverbod worden opgelegd.
Andere factoren
Andere factoren die de waarde van het pootgoed mede kunnen bepalen zijn bijvoorbeeld de aanwezigheid van onderzeeërs en aardappelopslag en de regelmaat van het gewas. Percelen die op grond van deze andere factoren in een lagere klasse zouden moeten worden geplaatst, dan wel afgekeurd, kunnen voor 'eigen gebruik' in de aanvankelijk maximaal te bereiken (hogere) klasse worden geplaatst. Dit geldt niet als er van primair virusziek sprake is. Bij het meer dan sporadisch optreden van primair bladrol of mozaïek, volgt klasseverlaging of afkeuring; in twijfelgevallen wordt voorwaardelijk goedgekeurd. De resultaten van de nacontrole zijn dan beslissend voor classificatie.
Loofvernietiging
Ieder jaar worden, vooral op basis van bladluiswaarnemingen en de daaruit volgende kans op virusbesmettingen, door de NAK voor alle rassen en klassen loofvernietigingsdata vastgesteld. Hierbij worden de rassen op basis van de vatbaarheid voor Y-virus en bladrol ingedeeld in drie rooigroepen. Naarmate de rassen vatbaarder zijn voor Y-virus en bladrol, zijn de loofvernietigingsdata vroeger. Dit geldt ook naarmate de klasse hoger is. Voorts kunnen als daar aanleiding toe is voor de verschillende gebieden verschillende data worden vastgesteld. De loofvernietigingsdata kunnen zowel adviesdata als einddata zijn. Voor de klassen E en A/B/C worden adviesdata vastgesteld (voor A, B, en C dezelfde datum). Daarnaast kunnen per ras en per klasse einddata worden vastgesteld. Bij de klassen S en SE worden altijd einddata vastgesteld. Een uitzondering hierop vormt het pootgoed voor eigen gebruik. De achtergrond hiervan is dat de pootgoedteler dan zelf ook gebruiker is van zijn pootgoed en de keurmeester dit pootgoed in het volgende jaar weer bij betreffende teler kan keuren. Bij de klassen E t/m C is het tegenwoordig gebruikelijk om geen einddata meer vast te stellen.
Is het loof op de einddatum niet vernietigd dan is klasseverlaging het gevolg. Op de advies en eventuele einddata wordt door de keurmeester vastgesteld of het loof voldoende is afgestorven, dan wel of het pootgoed is loofgetrokken, gerooid, of groengerooid, als maar geen virustransport meer kan plaatsvinden. Zie voor wijzen van loofvernietiging zie het hoofdstuk Loofvernietiging. Stelt de keurmeester na loofvernietiging hergroei vast dan kan alsnog klasseverlaging het gevolg zijn. Er zijn met name nogal eens problemen met hergroei als het loof vroeg moet worden vernietigd, bij een ruim stikstofaanbod en bij later rijpende rassen.
Nacontrole
In principe worden alle in het veld goedgekeurde partijen nagecontroleerd. Alleen bij gunstige bladluis- en virussituaties kan door de NAK ontheffing van de nacontrole worden gegeven voor bepaalde rassen en klassen. Nacontrole wordt altijd toegepast op de klassen S en SE; de klasse E wordt als regel nagecontroleerd.
De bemonstering voor het nacontroleonderzoek kan zowel in het veld vóór het rooien, als bij het rooien, als bij het inschuren plaatsvinden. De monstergrootte is 220 knollen voor basispootgoed en 110 voor gecertificeerd pootgoed. Bij de nacontrole kan op de volgende virusziekten worden getoetst; X en S, Y en A en op bladrol. Als op X en S wordt getoetst, gebeurt dit als regel alleen bij de klassen S en SE. Daarnaast kan tijdens de nacontrole op bacteriën worden getoetst. Door deze nacontrole is het mogelijk reeds kort na de oogst vast te stellen hoe de gezondheidstoestand van het nieuw gewonnen pootgoed is. De nacontrole is een welkome aanvulling op de veldkeuring, omdat niet altijd de primair zieke planten en ziekten met zwakke symptomen tijdig in het veld zichtbaar zijn. Zodra de uitslagen van de nacontrole op virus en bacterieziekten bekend zijn wordt de voorlopige uitslag van de veldkeuring omgezet in een definitieve uitslag.
Partijkeuring
De partijkeuring vindt plaats wanneer de partij geheel of gedeeltelijk is gesorteerd. Hierbij wordt gelet op ziekten, gebreken, gewicht, maat en verontreinigingen. Bij ziekten en plagen kan worden gedacht aan ziekten en plagen die met het pootgoed overgaan zoals Rhizoctonia, aaltjes, zilverschurft, poederschurft en wratziekte, aan ziekten die de partij onooglijk maken zoals gewone schurft, poederschurft en zilverschurft en aan ziekten waarbij rotting kan optreden zoals bij Fusarium, Phytophthora, Phoma en roodrot.
Bij gebreken kan worden gedacht aan blauw, koude- en vorstbeschadiging, zwarte harten, kiemen, beschadigde, holle, hardgroene, misvormde knollen enzovoort. De partijkeuring wordt uitgesteld als er een gegronde verwachting bestaat van het mogelijk optreden van ziekten. Ook vochtige partijen en partijen met te veel grond komen niet voor directe certificering in aanmerking. (De pootgoedteler zou zich bij het klaarmaken van de partij als stelregel moeten nemen of hijzelf met de aankoop van zo'n partij tevreden zou zijn.)
Wanneer de partij aan de gestelde eisen voldoet, wordt hij voorzien van een certificaat. Deze wordt aan de verpakking bevestigd. Voor aflevering binnen Nederland is het ook mogelijk dat een partij op een verzamelcertificaat worden afgeleverd.
Voor de precieze eisen die bij de partijkeuring aan een partij worden gesteld, zoals maximaal toegelaten aantallen door ziekten aangetaste knollen, gebreken, sorteringseisen, wordt verwezen naar het keuringsvoorschriften van de NAK. Iedere potentiële pootgoedteler kan bij de NAK een exemplaar van dit reglement aanvragen.