Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-12-1998

Teelthandleiding luzerne - vruchtwisseling

In dit hoofdstuk van de teelthandleiding luzerne wordt ingegaan op de vruchtwisselingsaspecten van de luzerneteelt.

Luzerne is een gewas dat in vruchtwisseling met andere gewassen moet worden geteeld. Onder normale omstandigheden neemt na drie à vier jaar de productiviteit meestal te veel af, doordat zich in de loop van de tijd pathogenen zoals bodemschimmels, stengelaaltjes en virussen in het gewas vermeerderen die het afsterven van planten veroorzaken. Hierdoor komen er steeds meer zwakke planten voor die weinig produceren en er vallen planten weg. De productie van het gewas neemt zodanig af dat scheuren noodzakelijk is. Daarnaast scheidt het gewas een stof af die de kieming en ontwikkeling van luzerneplanten remt. Dit wordt autotoxiciteit genoemd. De stof die dit veroorzaakt, is medicarpin en is in water oplosbaar. Bij voldoende neerslag spoelt het in één jaar uit. De ziektedruk neemt veel langzamer af. Afhankelijk van de soort organismen en de besmettingsgraad daalt de ziektedruk naar een acceptabel niveau als er vier tot zes jaar geen luzerne op het perceel wordt geteeld. Een ruime rotatie is daarom nodig om bij een volgende teelt van luzerne een goede productie te halen en de kans te verkleinen dat de productie al na twee jaar terugzakt tot een onacceptabel laag niveau.
Algemeen wordt aangenomen dat luzerne een goede voorvrucht is voor andere gewassen. Vooral de goede doorworteling van het profiel heeft een gunstig effect op gewassen die na luzerne worden verbouwd. Uit Canadees onderzoek kwam naar voren dat de opbrengstderving die optreedt bij continuteelt van maïs door een vruchtwisseling met luzerne wordt opgeheven. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat schimmels die op luzernewortels leven dit effect teweegbrengen. Daarnaast maakt de lange dikke penwortel diepe wortelgangen waar volggewassen gebruik van maken. Op een proefveld werd waargenomen dat oude luzernewortels bundels van drie tot vijf maïswortels bevatten die tot meer dan één meter diepte de luzernewortels volgden en zich daarna vertakten.
De verterende wortelmassa van 4 tot 10 ton droge stof per hectare levert de eerste twee jaar na de teelt veel stikstof, 100 tot 250 kg per hectare, die door het volggewas kan worden opgenomen. Op een praktijkperceel op proefboerderij Cranendonck waar stikstoftrappen in snijmaïs na luzerne werden aangelegd, was de maïsopbrengst de eerste twee jaar na vier jaar luzerne even hoog op velden die niet met stikstof werden bemest als op velden die met 90 en 180 kg stikstof per hectare waren bemest. De luzerne werd wel steeds met drijfmest bemest zodat er ook mineralisatie van deze mest plaats vindt na de teelt en het effect niet alleen aan luzerne is toe te schrijven.
In de praktijk bestaat de indruk dat stikstof vooral in het tweede en derde jaar na het scheuren ter beschikking komt van het volggewas. Meerjarig onderzoek op de Lovinkhoeve te Marknesse heeft echter aangetoond dat in het eerste jaar na scheuren reeds 40-90 kg per hectare beschikbaar komt voor volggewassen. De besparingsmogelijkheid hangt samen met de lengte van het groeiseizoen van het gewas dat men na de luzerne verbouwt (tabel 1).

Tabel 1. Besparingsmogelijkheid op kunstmeststof (kg N per ha) na luzerne (IB 0004).
voorvruchttweejarige luzerne*éénjarige luzerne**
jaar na scheuren1e2e3e1e2e3e
TestgewasZomergerst403520601515
Wintertarwe555530752520
Aardappelen756525753025
Suikerbieten857060904040
Gemiddeld655535752525

*: Geteeld in 1951/1952 en 1959/1960; **: geteeld in 1968 en 1972 (bron: Grootenhuis, 1977)

Naast stikstofnalevering zijn er ook andere voorvruchteffecten van luzerne waargenomen.
Op een proefveld op diep doorwortelbare grond bleek dat ook bij een ruime stikstofbemesting na twee jaar luzerne maïsopbrengsten gedurende drie jaar significant (circa 8%) hoger waren dan bij continu maïs. Andere voorvruchten voor maïs, zoals gras en bieten, gaven dit niet te zien. Op een ander proefveld op diep doorwortelbare grond kwam dit niet naar voren. Wel trad op dit proefveld een significante verbetering op van het wortelstelsel van maïs na grassen en luzerne. Dit was niet het geval bij continu maïs of maïs na bieten. Op een proefveld op een grond die slechts 35 cm doorwortelbaar was, gaven de voorvruchten gras en luzerne significant hogere maïsopbrengsten, gemiddeld 15%, ten opzichte van de voorvruchten maïs en bieten. De positieve effecten verschillen echter van perceel tot perceel. Wel is er in alle gevallen een significante afname van wortelverbruining waargenomen als een continuteelt van maïs enkele jaren wordt onderbroken door luzerne. Dit zal in de meeste gevallen tot een hogere maïsopbrengst leiden.
Volggewassen kunnen ook ongunstig op luzerne reageren als de hoge kali-onttrekking door luzerne onvoldoende door bemesting wordt gecompenseerd.
Verder blijkt uit proeven dat haver een geschikter gewas is om de gewasrotatie met aardappelen te verruimen van drie naar vier jaar dan luzerne. Dit is vooral zo als aardappelen vlak na luzerne worden geteeld. Mogelijk wordt dit veroorzaakt door de waardplantfunctie van luzerne voor Verticilium, de veroorzaker van verwelkingsziekte bij aardappelen. Vooral aardappelrassen die gevoelig zijn voor deze ziekte kunnen dus beter niet direct na luzerne worden verbouwd (zie tabel 2).

Tabel 2. Invloed van de voorvruchten haver en luzerne op de opbrengst van aardappelen (Bintje, N-bemesting op-timaal); IB 0004.
VruchtopvolgingOpbrengst (ton/ha)Relatieve opbrengst
haver - aardappelen58,8100
luzerne - aardappelen55,795*
haver - gerst - aardappelen53,7100
luzerne - gerst - aardappelen51,596*
haver - suikerbieten - gerst - aardappelen52,8100
luzerne - suikerbieten - gerst - aardappelen52,098**

*: Gemiddelde van vijf proefjaren; **: gemiddelde van vier proefjaren.

Een negatief voorvruchteffect van luzerne treedt soms ook op na jaren waarin structuurbederf is opgetreden tijdens het oogsten van het gewas. Wanneer stoppel en wortelresten van luzerne na de laatste snede onvoldoende worden ondergewerkt, kan dit een negatief effect hebben op het volggewas. De gewasresten kunnen hinder veroorzaken door opslag en bijvoorbeeld bij het schoffelen van bieten of het rooien van aardappelen. Om problemen te voorkomen, moet de stoppel worden voorbewerkt door een bewerking met de frees, stoppelploeg of schijveneg. Ook komen na luzerne soms in verhoogde mate springstaarten en slakken voor.
Luzerne is waardplant voor het stengelaaltje (zie ook de paragraaf [INVALID URL]). Bij de teelt op lichtere gronden kan luzerne ook waardplant zijn voor het wortelknobbelaaltje, het wortellesieaaltje en het schedeaaltje. Luzerne ondervindt hiervan weinig schade.