Publicatie datum: 15-12-1998
Teelthandleiding luzerne - voedingsaspecten
n dit hoofdstuk van de teelthandleiding luzerne wordt ingegaan op voedingsaspecten van luzerne.
Algemeen
Luzerne is een vrij compleet ruwvoeder voor rundvee; de dieren kunnen er veel van opnemen. Het heeft een hoge structuurwaarde en een goede verteerbaarheid van de organische stof. Bij gebruik van luzerne in de melkveehouderij ligt het gebruik van ingekuilde luzerne het meest voor de hand. Ook wordt er soms gedroogde luzerne uit de drogerijen aan jongvee gevoerd.
In dit hoofdstuk wordt uitgegaan van ingekuilde luzerne. De kwaliteit van luzernekuil zal in het algemeen beter zijn dan die van gedroogde luzerne, omdat het gewas in een jonger stadium wordt geoogst, waardoor de verhouding tussen blad en stengel hoger is.
Naast de samenstelling van luzerne komt in dit hoofdstuk de rol van luzerne in een rantsoen voor jongvee en melkvee aan de orde. In de jaren 1992 tot en met 1996 is er op proefboerderij Cranendonck in Noord-Brabant onderzoek naar het vervoederen van luzerne aan melkvee gedaan.
Samenstelling
Ter vergelijking staat in tabel 1 de samenstelling van luzerne en die van gras.
Component (gr per kg) | Graskuil | Luzernekuil | |||
Celinhoud | Totaal | 548 | 617 | ||
Ruw eiwit | 170 | 192 | |||
Ruw as | 115 | 143 | |||
Ruw vet | 43 | 42 | |||
Suikers | 83 | 2 | |||
Rest | 137 | 238 | |||
Celwand | Totaal | 452 | 383 | ||
Hemi-cellulose | 194 | 57 | |||
Cellulose | 240 | 264 | |||
Lignine | 18 | 62 | |||
Ruwe celstof | 256 | 283 | |||
VC-os 1) (%) | 75,2 | 67,4 |
1) Verteringscoëfficiënt organische stof
Luzernekuil heeft in vergelijking met graskuil een hoger aandeel celinhoud en een lager aandeel celwanden. De celinhoud van luzerne heeft een hoger aandeel pectinen in de restfractie. Pectinen zijn relatief moeilijk verteerbare stoffen. De celwanden van luzerne zijn relatief moeilijker verteerbaar door een hoger gehalte aan lignine en een lager aandeel hemi-cellulose dan bij gras.
Ondanks deze lagere verteerbaarheid is de verteringssnelheid, als gevolg van een snellere afbraak en passage, groter dan die van gras.
Evenals bij gras zijn ook bij luzerne de samenstelling en verteringseigenschappen sterk afhankelijk van het maaistadium. Relatief meer blad en minder stengel in een jong gemaaid gewas hebben gevolgen voor het celwandaandeel en de celwandsamenstelling. De verteerbaarheid van een jong gewas is beter dan die van een oud gewas.
Ook de energie- en eiwitwaarde en het gehalte aan mineralen in luzernekuil verschilt van die van graskuil (zie tabel 2).
Component (gr per kg) | Graskuil | Luzernekuil | |
Energie en eiwit | FOS | 542 | 446 |
VEM | 860 | 743 | |
DVE | 64 | 48 | |
OEB | 47 | 87 | |
Mineralen | Calcium | 6,3 | 11,2 |
Fosfor | 4,1 | 3,1 | |
Natrium | 2,1 | 0,7 | |
Magnesium | 2,1 | 2,7 | |
Kalium | 37,6 | 33,4 |
Als gevolg van de lagere verteerbaarheid van luzernekuil is zowel de energievoorziening op pensniveau (de fermenteerbare organische stof, FOS) als de VEM-waarde lager dan van graskuil. Met name door de geringere energievoorziening op pensniveau en als gevolg daarvan een geringere penseiwitproductie is de DVE-waarde van luzernekuil lager dan van graskuil, ondanks het hogere ruw-eiwitgehalte. Dit betekent dat het (ruw) eiwit uit luzerne slechter wordt benut, hetgeen tot uitdrukking komt in een hogere OEB dan uit gras.
Uit veel onderzoek blijkt dat de opname van luzernekuil hoger is dan die van graskuil. De hogere opname van luzernekuil is vooral een gevolg van de eerder genoemde snellere vertering.
Met betrekking tot de in tabel 2 vermelde mineralengehalten valt op dat de gehalten aan calcium en magnesium in luzerne hoger zijn dan in gras, terwijl de gehalten aan fosfor, natrium en kalium duidelijk lager zijn. In een rantsoen met luzerne moet worden gelet op de fosfor- en natriumvoorziening.
Luzernekuil voor jongvee
De gemiddelde voederwaarde en mineralensa-menstelling van luzerne (tabel 2) is zodanig dat het als compleet ruwvoer voor jongvee vanaf een leeftijd van circa negen maanden kan dienen. Met uitsluitend luzerne is gedurende de stalperiode het calcium-, fosfor- en magnesiumgehalte in het bloed op een goed niveau te houden. Dit geldt eveneens voor het koper- en seleniumniveau. De behoefte aan natrium wordt niet geheel gedekt, zodat natriumbijvoeding in de vorm van bijvoorbeeld likstenen gewenst is.
De normgroei van 700 gram per dier per dag kan met een goede kwaliteit luzernekuil worden gerealiseerd. Dit is bevestigd door onderzoek op proefbedrijf Heino en proefbedrijf Cranendonck.
Uit voederproeven met jongvee bleek dat de gemeten voederwaarde de werkelijke voederwaarde sterk onderschatte. Afhankelijk van de kwaliteit van de ingekuilde luzerne was de gemeten groei van de dieren 10-20% meer dan de berekende groei. Bij luzerne met een lage VEM-waarde (620 VEM per kg droge stof) was dit 20%. Bij luzerne met een VEM-waarde van gemiddeld 730 VEM per kg droge stof was dit nog 10%.
Luzernekuil in melkveerantsoenen
Bij melkvee kan luzernekuil graskuil vervangen in een rantsoen met snijmaïs. De melkproductie hoeft daar niet onder te lijden. Op proefbedrijf Cranendonck is een rantsoen met gras- en snijmaïskuil vergeleken met een rantsoen met luzerne- en snijmaïskuil bij nieuwmelkte koeien. Daarnaast is gekeken of de onderschatting van de kwaliteit van luzerne, zoals die bij jongvee naar voren kwam, ook bij melkkoeien optrad. De ruwvoeders zijn gemengd verstrekt in de verhouding 50% snijmaïs aangevuld met respectievelijk 50% graskuil of 50% luzernekuil. Het rantsoen is met krachtvoer aangevuld tot de energie- en eiwitnorm.
Zowel de ruwvoer- als de krachtvoer-opname was voor beide groepen vrijwel gelijk. Wel was het nodig de snijmaïs/luzerne-groep iets meer bestendige soya te voeren om de DVE-opname voor beide groepen gelijk te houden. Als gevolg van de lagere energiewaarde van luzerne was de energie-opname bij het snijmaïs/luzerne-rantsoen iets lager. De melkproductie was voor beide groepen vrijwel gelijk, waarbij de snijmaïs/luzerne-groep een iets hoger vetgehalte en een iets lager eiwitgehalte had. Dit duidt op een niet geheel optimale energievoorziening bij dit rantsoen. Wel bleek dat de productieresultaten op een maïs/luzerne-rantsoen de resultaten op een maïs/gras-rantsoen vrij dicht benaderen. Daarbij moet wel de DVE-voorziening van het luzerne-rantsoen in de gaten worden gehouden.
Om inzicht te krijgen in de juistheid van de voederwaarde zijn voederproeven uitgevoerd met uitsluitend luzernekuil. Daarbij is bovendien gekeken naar de invloed van de ouderdom van het gewas bij de oogst. Dit werd verkregen door luzerne jong, in het groene-knopstadium bij maximaal 50 cm hoogte en gangbaar, bij 10% open bloei, te oogsten. Het rantsoen bestond naast onbeperkt luzernekuil uit 9,5 kg krachtvoer. In tabel 3 zijn de samenstelling en voederwaarde van de gebruikte luzernekuilen weergegeven. In tabel 4 zijn de belangrijkste resultaten van deze voederproef vermeld.
Eigenschap | Luzerne | |
Jong | Gangbaar | |
Ruw eiwit | 210 | 172 |
Ruwe celstof | 228 | 303 |
Ruw as | 139 | 119 |
VC-os | 70,5 | 64,5 |
VEM | 797 | 719 |
DVE | 55 | 43 |
OEB | 103 | 76 |
Eigenschap | Luzerne | |
Jong | Gangbaar | |
luzerne (kg ds) | 14,2 | 13,3 |
krachtvoer (kg ds) | 8,6 | 8,6 |
kVEM | 20,2 | 18,7 |
DVE (g) | 1.922 | 1.726 |
OEB (g) | 1.528 | 1.103 |
melk (kg) | 32,8 | 31,6 |
vet (%) | 4,30 | 4,25 |
eiwit (%) | 3,18 | 3,22 |
ureum (mg/dl) | 50,6 | 41,9 |
VEM-voorziening (%) | 97 | 92 |
DVE-voorziening (%) | 109 | 102 |
De voeropname lag in deze proef voor beide groepen op een hoog niveau. De ruwvoeropname op het rantsoen luzerne 'JONG' was ongeveer 7% hoger dan op het rantsoen luzerne 'GANGBAAR'. Als gevolg van een lage VEM-opname op een rantsoen met uitsluitend luzernekuil als ruwvoer hebben zich veel gevallen van slepende melkziekte voorgedaan. Bijna de helft van de koeien, gelijk verdeeld over beide groepen, is behandeld tegen slepende melkziekte.
De hogere ruwvoeropname gecombineerd met de hogere voederwaarde van luzerne 'JONG' resulteerde in een hogere energie-opname en melkproductie. De hoge ureumgehalten in de melk duiden op een slechte stikstofbenutting op een rantsoen met alleen luzernekuil als ruwvoer. Voor beide rantsoenen geldt dat de productie beter was dan op basis van de energie-opname kon worden verwacht, terwijl de koeien zelfs nog toenamen in gewicht. Dit duidt op een onderschatting van de energiewaarde van luzerne, waarbij deze onderschatting groter was voor luzerne 'GANGBAAR' dan voor luzerne 'JONG' (respectievelijk 23% en 17%).