Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-12-1998

Teelthandleiding luzerne - organisatie en economie

In dit hoofdstuk van de teelthandleiding luzerne wordt ingegaan op de organisatorische en bedrijfseconomische aspecten.

Dit hoofdstuk geeft een toelichting op de saldoberekeningen en de arbeidsbehoefte voor de teelt van luzerne voor akkerbouwbedrijven. De in de voorgaande hoofdstukken behandelde teeltaspecten van luzerne worden in dit hoofdstuk gekwantificeerd naar financiële en ...

Algemeen

Dit hoofdstuk geeft een toelichting op de saldoberekeningen en de arbeidsbehoefte voor de teelt van luzerne voor akkerbouwbedrijven. De in de voorgaande hoofdstukken behandelde teeltaspecten van luzerne worden in dit hoofdstuk gekwantificeerd naar financiële en organisatorische aspecten. Er wordt uitgegaan van driejarige contractteelten. De ondernemer zorgt voor het zaaien, bemesten en verplegen van het gewas. De afnemer, drogerij, zorgt voor de oogst inclusief maaien en transport. Voor de berekeningen is onderscheid gemaakt tussen de drie belangrijkste teeltgebieden: het Noordelijk kleigebied, het centraal kleigebied en het Zuidwestelijk kleigebied.

Toelichting op saldoberekening

De bedrijfseconomische vergelijking tussen de teelt van luzerne en andere gewassen vindt onder andere plaats op basis van het [INVALID URL]. Het saldo is de bruto geldopbrengst minus alle toegerekende kosten. Dit zijn de kosten die recht evenredig variëren met de omvang van de teelt. Dit saldo is het bedrag dat overblijft voor de kosten van eigen mechanisatie, berekende arbeid en de overige vaste kosten.
Bij de contractteelt worden door de ondernemer in het algemeen geen loonwerkkosten gemaakt. Er wordt van uitgegaan dat deze voor rekening komen van de contractgever. Aangezien er geen toegerekende loonwerkkosten zijn, is hier het saldo eigen mechanisatie weergegeven. Op akkerbouwbedrijven kan dit worden vergeleken met het saldo van granen en peulvruchten.

Opbrengsten en prijzen
De gewasopbrengsten die bij de saldoberekening zijn gebruikt, komen uit Kwantitatieve Informatie (KWIN 2009). De prijzen zijn enigszins gecorrigeerd naar aanleiding van recente informatie van verschillende drogerijen.
Bij de teelt van luzerne moet overigens rekening worden gehouden met een nalevering van stikstof. Na drie jaar luzerne komt er gedurende twee jaar gemiddeld 75 kg stikstof per jaar vrij uit verterende gewasresten (nalevering). Bij de bemesting van deze volggewassen moet hiermee rekening worden gehouden.
Voor de toegerekende kosten is uitgegaan van prijspeil 2008 (KWIN 2009). De vermelde bedragen zijn inclusief BTW.

Uitgangspunten bij de teelt
Er wordt 30 kg zaad gezaaid. Omdat er sprake is van een driejarige teelt worden de jaarlijkse kosten berekend door eenderde van de zaai-zaadkosten te nemen.
De benodigde hoeveelheden fosfaat- en kali-meststof zijn weergegeven in kilogrammen zuivere meststof per ha. De giften zijn gebaseerd op de adviesbasis voor fosfaat en kali. Sommige contractgevers werken echter met een eigen bemestingsclausule. Ook wordt er door sommigen gewerkt met organische mest. De kosten of baten variëren, afhankelijk van de mestsoort, de aanvoerkosten, de beschikbaarheid van mest, etc. Door deze factoren kunnen de bemestingskosten gaan afwijken.

Onkruidbestrijding
Voor de onkruidbestrijding wordt ervan uitgegaan dat het nodig is in het voorjaar van het tweede jaar met 6 liter carbeetamide (300) te spuiten. Ook hier geldt dat eenderde van de kosten voor deze bespuiting als jaarlijkse kosten worden doorberekend.

Overige productgebonden kosten
De rente wordt berekend over het vastgelegde vermogen in de toegerekende kosten tot het moment van uitbetaling. De hagelverzekering wordt per gebied berekend. In het Noordelijk kleigebied is het percentage 16 van de bruto-geldopbrengst. In de andere twee gebieden is dit 18%. De productschapsheffing bedraagt ƒ 3,45 per ha.

Arbeidsbehoefte

In tabel 1 wordt de arbeidsbehoefte in de vorm van taaktijden weergegeven. De taaktijd is de menstijd die nodig is om de gehele bewerking te kunnen uitvoeren, inclusief storingen, aan- en aflooptijden en een rusttoeslag. De periode van uitvoering is weergegeven in weeknummers.

Tabel 1. Taaktijden voor bewerkingen ten behoeve van de luzerneteelt.
BewerkingWerkbreedte (m)Werksnelheid (km/uur)Aantal bewerkingen per jaarAantal personenTaaktijd per bewerkingPeriode van uitvoering
Rondgaand ploegen1,661/311,6 (1e jaar)42-48
Kunstmest strooien216110,3 (elk jaar)12-15
Zaaibedbereiding341/311,2 (1e jaar)13-16
Zaaien361/310,9 (1e jaar)13-16
Onkruidbestrijding2161/310,3 (2e jaar)8-10
Stoppelcultivateren3 1/310,5 (3e jaar)37-40

Uit de tabel kan worden afgeleid dat de teelt van luzerne in het eerste jaar een arbeidsbehoefte heeft van ± 4 uur per ha, in het tweede jaar van ± 1 uur per ha en in het laatste jaar van ± 1 uur per ha.

Machines en werktuigen

De bewerkingen voor ploegen, zaaibedbereiding, zaaien, bemesten, gewasbescherming en cultivateren kunnen met eigen mechanisatie of door de loonwerker worden uitgevoerd. Maaien en het transport worden door de drogerij uitgevoerd. De loonwerktarieven zijn vermeld in tabel 2. Er moet rekening mee worden gehouden dat adviestarieven meestal hoger liggen dan de werkelijke tarieven. De werkelijke tarieven kunnen per regio sterk variëren.

Tabel 2. Loonwerkadviestarieven per ha per keer bewerken.
BewerkingLoonwerktarief per ha (euro)
Ploegen79-111
Bemesten68-98
Cultivateren76-110
Zaaien90-165
Spuiten77-133

De keuze om werkzaamheden wel of niet in loonwerk uit te voeren, kan worden berekend door het omslagpunt te bepalen. Het omslagpunt is het aantal hectares, waarbij de loonwerkkosten gelijk zijn aan de kosten van eigen mechanisatie. Dit geeft een indicatie bij hoeveel hectare het rendabel is om een machine aan te schaffen. Bij de berekenen hiervan zijn de volgende kosten van belang:

  • de loonwerkkosten voor de bewerking, bepaald door het tarief per hectare (of per uur) en het aantal hectares (of uren);
  • de kosten van eigen mechanisatie; deze bestaan uit jaarkosten voor afschrijvingen, verzekeringen, rente en onderhoud (vaste kosten). Daarnaast zijn er variabele kosten. Dit zijn kosten die direct afhankelijk zijn van de te bewerken oppervlakte. Bijvoorbeeld brandstofkosten en eventuele extra benodigde losse arbeid voor het uitvoeren van een bewerking.

Bij het berekenen van het omslagpunt worden geen kosten voor vaste arbeid meegenomen. Er wordt van uitgegaan dat bij de keuze tussen loonwerk en eigen mechanisatie, de ondernemer zijn beschikbare tijd niet buiten het bedrijf te gelde kan maken. Is dit wel het geval, dan moet er tevens een bedrag voor vaste arbeid meegenomen worden in de berekening.

Economie van luzerne op het rundveebedrijf

Een economische evaluatie van luzerne ten behoeve van de ruwvoerproductie op een rundveebedrijf moet in bedrijfsverband worden benaderd. Gras zal op een dergelijk bedrijf het hoofdgewas blijven en luzerne zal een plaats innemen tussen gras en een ander voedergewas, bijvoorbeeld snijmaïs. In het handboek luzerne dat door het PR (praktijkonderzoek rundvee, schapen en paarden) is uitgegeven, wordt uitgebreid ingegaan op de plaats van luzerne op het veehouderijbedrijf en de economische gevolgen daarvan in bedrijfsverband. Op deze plaats wordt volstaan met de conclusie uit bovengenoemde publicatie van de economische evaluatie bij een aanzienlijk aandeel luzerne, 25% van het areaal, naast gras 33% en snijmaïs 42%, waarbij luzerne over het bedrijf rouleert. Dit bedrijf is in een studie vergeleken met een bedrijf met 30% snijmaïs en 70% gras en een be-drijf met 33% gras en 67% snijmaïs.

De conclusies uit deze studie luiden als volgt:
Op droogtegevoelige zandgrond met een diepe grondwaterstand (GTVII) is de productie van gras niet optimaal. Om de totale hoeveelheid eigen ruwvoer te vergroten, wordt er in verhouding veel snijmaïs geteeld. Het bedrijfssaldo daalt daardoor echter wel. De lagere kosten voor aankoop van ruwvoer worden tenietgedaan door hogere loonwerkkosten en de aankoop van extra krachtvoer. Het vervangen van een deel van de snijmaïs door luzerne leidt niet tot een beter resultaat.
Bij vervanging van een deel van de maïs door luzerne vindt er een verschuiving in kostenposten plaats. De teeltkosten van luzerne zijn wat lager dan van snijmaïs, met name doordat luzerne een meerjarige teelt is en niet elk jaar hoeft te worden gezaaid. Luzerne heeft een wat lagere opbrengst dan maïs in monocultuur. Door hogere maïsopbrengsten in een rotatie met luzerne is de totale hoeveelheid ruwvoer bij maïs/luzerne vrijwel gelijk aan die bij maïs in monocultuur. Wel moet door de iets lager kwaliteit van luzerne meer krachtvoer worden aangekocht.
Door de geringe bemestingsbehoefte van luzerne zijn de stikstof- en fosfaatoverschotten op de mineralenbalans bij luzerne lager dan zonder luzerne. Hierdoor kan in de toekomst worden bespaard op de bemestingskosten. Luzerne kan daarom een aantrekkelijk gewas zijn.