Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-12-1998

Teelthandleiding luzerne - opbrengst en samenstelling

In dit hoofdstuk van de teelthandleiding luzerne wordt stilgestaan bij de opbrengst en samenstelling van luzerne.

Opbrengst en samenstelling van luzerne kunnen aanzienlijk variëren. In dit hoofdstuk wordt dit aan de hand van perceelsgegevens van proefbedrijf Cranendonck besproken.

Opbrengst

In een volledig productiejaar kan luzerne gemiddeld tussen de 10 en 15 ton oogstbare droge stof per ha produceren. De variatie is onder andere afhankelijk van het weer en de grondsoort. In het jaar van inzaai kan (bij inzaai half april in open land) in twee à drie sneden een droge-stofopbrengst van 7 tot 9 ton per ha worden gerealiseerd. Dit is minder dan bij grasinzaai.
Dat de hoogte van de droge-stofopbrengst op zandgrond nauw samen valt met het bodemtype blijkt duidelijk uit de opbrengstgegevens van percelen op proefbedrijf Cranendonck (zie tabel 1).

Tabel 1. Bruto opbrengsten proefbedrijf Cranendonk (exclusief veld- en inkuilverliezen, ton droge stof per ha).
GrondsoortMaximale beworteling (cm)1e jaar2e jaar3e jaar4e jaarGemiddeld
jonge ontginningsgrond406,911,38,56,68,3
dunne eerdgrond608,113,312,910,611,2
dikke eerdgrond100-1509,216,714,312,713,2

De gemiddelde veldverliezen bij luzerne bedragen + 6%, de inkuilverliezen + 9%. De netto benutbare hoeveelheid droge stof wordt hierdoor 15% lager. Duidelijk is dat op de diep doorwortelbare eerdgrond de hoogste productie is gerealiseerd. De opbrengst is verreweg het laagst op jonge ontginningsgrond. In droge zomers is ook bij luzerne de vochtvoorziening op dergelijke gronden niet optimaal door een beperkte bewortelingsdiepte. De opbrengst van dunne eerdgrond ligt tussen de dikke eerdgrond en jonge ontginningsgrond in. Binnen oude ontginningsgronden is een grote variatie, wat in de opbrengsten tot uiting komt. In het algemeen had het teeltseizoen in de jaren dat op Cranendonck luzerne werd geteeld een aanzienlijk neerslagtekort. De luzerne is niet beregend. De opbrengstverschillen tussen de grondsoorten in tabel 1 zijn dan ook veroorzaakt door de verschillen in vochtreserves.

Samenstelling

De samenstelling van luzerne is belangrijk wanneer het gewas als ruwvoer voor melkvee wordt gebruikt. Bij gebruik op rundveehouderijbedrijven zal luzerne meestal in ingekuilde vorm worden gevoerd. In deze paragraaf wordt de samenstelling van ingekuilde luzerne behandeld.
De kwaliteit van luzerne hangt met name af van het gewasstadium op het moment van oogsten (zie ook het hoofdstuk oogsten), de conservering en de hoeveelheid ruw as in de droge stof (zand). Ondanks een goed beheer zal de voederwaarde van ingekuilde luzerne meestal lager zijn dan van ingekuild gras. De VEM- en DVE-waarden zijn lager dan een gemiddelde graskuil, de OEB-waarde is hoger. Bovendien is er veel variatie in het gehalte aan ruwe celstof, ruw as en ruw eiwit. Wanneer aan oogst en conservering de nodige aandacht wordt besteed, is het wel mogelijk een product met een redelijke voederwaarde te winnen. In tabel 2 wordt een indruk gegeven van de kuilkwaliteit van luzerne. De cijfers zijn gemiddelden van kuilanalyses van kuilen gemaakt op proefbedrijf Cranendonck in de jaren 1991 tot en met 1996.

Tabel 2. Gemiddelde kwaliteit luzernekuilen proefbedrijf Cranendonk per snede.
Eigenschap1e snede nieuw ingezaaid1e snede bestaande luzerne2e snede bestaand3e snede bestaand4e snede bestaand
oogsttijdstipjuni/julimeijunijuli/augustusseptember/oktober
snede-opbrengst (kg ds/ha)3.2434.0002.8232.0441.979
droge stof (g/kg)355307408364300
ruw eiwit (g/kg ds)189193187184193
ruwe celstof (g/kg ds)241267285277226
ruw as (g/kg ds)206119130142176
NH3129998
VEM (per kg ds)693762727721745
DVE (g/kg ds)4149464446
OEB (g/kg ds)9585818187

Uit de tabel blijkt dat het ruw as-gehalte in de eerste snede van nieuw ingezaaide luzerne duidelijk hoger is dan in bestaande luzerne. Dit komt doordat de ondergrond bij nieuw ingezaaide luzerne nog zeer los is, waardoor tijdens de oogst vrij snel verontreinigingen in het gewas komen.

Uit de tabel blijkt ook dat het ruw-asgehalte in bestaande luzerne per snede oploopt. Dit komt doordat het aandeel zand in de ruw-asfractie hoger wordt doordat de opbrengsten lager worden en de ondergrond droger wordt in de loop van het seizoen. Hieruit blijkt dat voorzichtigheid geboden is bij de oogst. Het ruw-asgehalte van een luzernekuil is van nature wel hoger dan van een graskuil doordat luzernekuil een hoger mineralengehalte heeft.
Op proefbedrijf Cranendonck liep de snedezwaarte in het teeltseizoen terug in de verhouding 4:3:2:2. Wat opvalt is het lage ruwe-celstofgehalte in de laatste snede. Dit komt doordat de luzerne in de laatste snede meestal eerder is gemaaid dan in het stadium begin bloei. Rond half oktober werd bij een gewashoogte van meer dan 20 cm de laatste snede gemaaid. Tussen eerste- tot en met vierdejaars luzerne mag geen kwaliteitsverschil worden verwacht.

De gehalten aan mineralen in luzerne zijn afhankelijk van het maaistadium. Doorgaans worden de gehalten lager wanneer luzerne in een ouder stadium wordt geoogst. In tabel 3 wordt de minerale samenstelling van luzerne op kleigrond en op zandgrond (gerealiseerd op proefbedrijf Cranendonck) gegeven.

Tabel 3. Minerale samenstelling van luzerne.
GewasCaPKMgNa
luzerne kleigrond * 19,03,022,02,1-
luzerne zandgrond **11,73,034,73,10,5

*: Minerale samenstelling bij de oogst, op kleigrond (PAGV)
**: Minerale samenstelling na inkuilen, zandgrond (Cranendonck)

Uit de tabel blijkt dat de minerale samenstelling van luzerne op zandgrond verschilt van die op kleigrond, met name voor calcium en kalium. Het hogere calciumgehalte op kleigrond heeft waarschijnlijk te maken met het kalkgehalte van de grond. Het verschil in K-gehalte hangt wel-licht samen met de hogere snede-opbrengsten bij de teelt ten behoeve van drogerijen. Op de zandpercelen is in het algemeen vroeg gemaaid.