Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 01-07-2003

Teelthandleiding koolzaad - botanische gegevens

In dit hoofdstuk van de teelthandleiding koolzaad vindt u botanische informatie.

Koolzaad en raapzaad behoren met diverse koolsoorten, knol of raap, koolraap, mosterdsoorten, radijs, rammenas, tuinkers en nog vele andere gewassen tot de familie van de Cruciferae (Kruisbloemigen). Deze familie ontleent haar naam aan het feit dat de vier bloem- en kroonbladeren duidelijk in een kruis staan.
Aan de koolzaadbloemen, die altijd in trossen staan, onderscheidt men:

  1. 4 niet met elkaar vergroeide kelkbladen in twee kransen;
  2. 4 vrije kroonbladeren in één krans;
  3. 6 viermachtige meeldraden (2 korte en 4 lange), in twee kransen: de 2 korte buiten, de 4 lange binnen;
  4. 1 stamper, bestaande uit een bovenstandig vruchtbeginsel, stijl en stempel;
  5. op de bloembodem zitten een paar honingkliertjes bij de voet van de 2 korte meeldraden.

De vrucht is een tweehokkige meerzadige droge vrucht, die uit 2 vruchtbladen is ontstaan en in rijpe toestand met 2 kleppen openspringt, echter zó, dat de zaden aan het vliezige tussenschot blijven hangen. De kleppen laten het tussenschot het eerst van onder los; boven blijven ze er dikwijls nog een tijd mee samenhangen.
Zulke vruchten, die specifiek voor de kruisbloemigen zijn, noemt men een hauw wanneer ze meer dan twee maal zo lang als breed zijn (koolzaad) en een hauwtje als ze hoogstens tweemaal zo lang als breed zijn (bv. Herderstasje). De zaden hebben geen kiemwit en bevatten veel olie, voornamelijk in de zaadlobben.
Sommige Cruciferen -zoals radijs- hebben een min of meer afwijkende vruchtopbouw.
De familie der Kruisbloemigen telt vertegenwoordigers over de hele wereld, het meest in Zuid-Europa en Klein-Azië. Men schat het aantal goed omschreven soorten op ruim 1.500, waarvan in ons land een goede honderd voorkomen. Vergeleken met bijvoorbeeld de Orchideeën-familie met ruim 25.000 soorten, vormen de Cruciferen dus slechts een vrij kleine familie. Toch zijn ze van groot belang, omdat zowel veel belangrijke productie- en siergewassen, als ook hinderlijke onkruiden ertoe behoren.
Voor de land- en tuinbouw is uit deze familie het geslacht Brassica het belangrijkste. Hiertoe behoren alle koolsoorten, koolzaad, raapzaad en bruine mosterd. In het algemeen mag men aannemen dat de kans op kruisbestuiving tussen de soorten vanwege het verschillend aantal chromosomen zo gering is, dat bij de zaadteelt hiervan, geen bepaalde onderlinge afstanden zijn voorgeschreven. Anders wordt het echter, wanneer het twee variëteiten van éénzelfde soort met een gelijk aantal chromosomen betreft. De kans op kruisbestuiving is dan zo groot, dat bepaalde onderlinge afstanden door de keuringsdiensten moesten worden voorgeschreven. Ter voorkoming van vermenging is voorts nog bepaald, dat verschillende soorten (b.v. sluitkoolzaad en koolzaad) niet aaneensluitend of bijna aaneensluitend mogen worden geteeld; er moet dus een zekere ruimte tussen de gewassen zijn. Immers, bij vermenging zou het onmogelijk zijn de soorten weer van elkaar te scheiden.
Aan de soortnaam Br. rapa L. is in ISTA (International Seed Testing Association) verband de voorkeur gegeven boven de naam Br. campestris L. Wij sluiten ons hierbij aan. Onder raapzaad verstaan wij het vroeger veel verbouwde oliegewas, dat een onverdikte wortel had. Velen verstaan hieronder ook knolzaad of rapenzaad, dit kan aanleiding geven tot onnodig misverstand.
Van raapzaad en koolzaad bestaan zomer- en wintervormen (annua en biennis); zomerraapzaad noemt men ook wel boterzaad. Ter onderscheiding van koolzaad (oliegewas) kan men bij de zaadteelt van koolsoorten (Br. oleracea) de naam zaadkool gebruiken. De soort Br. oleracea onderscheidt zich vo1gens Heukels (Schoolflora) van Br. rapa en Br. napus doordat de bovenste bladeren niet stengelomvattend zijn; de beide laatstgenoemde soorten hebben stengelomvattende bladen Br. rapa en Br. napus kan men van elkaar onderscheiden doordat Br. rapa opstijgende hauwen heeft en een hardgroene blad kleur, terwijl de geopende bloemen boven de knoppen staan. Br. napus daarentegen heeft afstaande hauwen, meer blauwgroene bladen (waslaagje) en de geopende bloemen onder de knoppen (losse bloemtros) (Olthoff,1953). Aangezien zomerkoolzaad, winterraapzaad en zomerraapzaad (boterzaad) voor de teelt in ons land van weinig betekenis zijn, zal in het volgende aan deze drie gewassen geen speciale aandacht meer worden geschonken. In andere landen kunnen ze echter wel van belang zijn.