Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-02-1994

Teelthandleiding karwij - zaaien

Dit deel van de teelthandleiding karwij gaat in op het zaaien van karwij.

Zaaizaadhoeveelheid en rijenafstand

Winterkarwij

Voor een optimale opbrengst in het zaadoogstjaar zijn ongeveer 110 geschoten planten per m2 nodig (Hornok en Csaki, 1982). Om dit te bereiken, moeten deze planten voor de winter een wortelhalsdikte van minimaal 6 mm hebben. Alleen deze wortels geven het volgende jaar een schietende plant. Daarnaast geven dikkere wortels een hogere opbrengst (Weglarz, 1982). In het jaar voorafgaand aan het zaadoogstjaar wordt dus in belangrijke mate de potentiële opbrengst bepaald. Een optimale stand van het gewas voor de winter kan beïnvloed worden met de zaaizaadhoeveelheid, de keuze van de dekvrucht en de stikstofbemesting. Vermoedelijk speelt de rijenafstand ook een rol.

In een viertal proeven werd het effect van de zaaizaadhoeveelheid op de opbrengst nagegaan. De proeven uit 1961, 1963 en 1964 lagen nabij het Groningse Nieuweschans (zware grond), de proef uit 1968 lag bij Nagele (zavelgrond) en de proef in 1993 lag op een zandgrond bij Wageningen (tabel).

Tabel. Zaadopbrengst karwij (kg per ha) bij 5, 10 en 15 kg zaaizaad per ha.
kg zaaizaad per hajaar
19611963196419681993Gem.
52.0202.4002.3701.8801.6602.070
101.6302.4602.2401.5301.5801.880
151.3902.4302.230

Uit de proeven blijkt dat het opbrengstniveau bij vijf kg zaaizaad per ha gemiddeld hoger ligt dan bij de grotere hoeveelheden (10 - 15 kg per ha). Bij gebruik van grote hoeveelheden zaaizaad blijft het gewas te fijn en vindt door grotere onderlinge concurrentie onvoldoende wortelontwikkeling plaats. De toestand van het zaaibed speelt natuurlijk ook een rol bij bepaling van de zaaizaadhoeveelheid. In het algemeen zal vijf kg zaaizaad per ha voldoende zijn.

De onderlinge concurrentie is vermoedelijk minder bij een nauwe rijenafstand. Bij eenzelfde plantenaantal is de onderlinge afstand in de rij immers ruimer bij een rijenafstand van 12 cm dan bij 25 of 37 cm. Met de eerste resultaten van nieuw onderzoek wordt deze theorie beperkt ondersteund. Bij eenzelfde plantenaantal werden bij 12 cm rijenafstand slechts iets dikkere wortels verkregen dan bij 37 cm rijenafstand. In lopend onderzoek wordt ook de invloed van de standdichtheid op de opbrengst onderzocht.

Zomerkarwij

Bij zomerkarwij is de relatie tussen zaaizaadhoeveelheid en zaadopbrengst veel eenvoudiger dan bij winterkarwij. In een viertal proeven werd met vier kg zaaizaad gemiddeld een iets hogere opbrengst verkregen dan met acht kg (Evenhuis, 1994). Een goede richtlijn is zes kg zaaizaad per ha. Een te hoge standdichtheid kan leiden tot een slecht schietend gewas. Bij een hoge standdichtheid van het gewas is het oliegehalte lager dan bij een lage standdichtheid (Loman, 1992). Vermoedelijk geldt dit ook voor winterkarwij.

In de genoemde vier proeven werd ook het effect van de rijenafstand nagegaan. Tussen de rijenafstanden 12 cm en 37 cm was geen opbrengstverschil. Een rijenafstand van 50 cm gaf een iets lagere opbrengst.

Zaaitijd

Het is van belang om karwij zo vroeg mogelijk te zaaien. Bij winterkarwij hangt dit natuurlijk af van de zaaitijd van de dekvrucht. Winterkarwij kan gelijktijdig (niet gemengd) met de dekvrucht gezaaid worden vanaf maart. Met wintertarwe als dekvrucht moet de karwij worden gezaaid zodra de toestand van de grond in het voorjaar het toelaat. Ook moet rekening gehouden worden met de toepassing van een bodemherbicide. Op het moment van zaaien van de karwij mag de bodemherbicide geen werking meer hebben.

De late oogstrijpheid van zomerkarwij kan iets vervroegd worden door vroeg te zaaien, vanaf half maart. Afhankelijk van het gebied geeft vroeg zaaien wel kans op nachtvorstschade. Het is niet bekend tot welk ontwikkelingsstadium karwij gevoelig is voor vorst.

Zaaimethode en grondbewerking

Karwij kan gezaaid worden met een nokkenrad- of met een pneumatische zaaimachine. De optimale zaaidiepte is twee centimeter. Bij inzaai onder dekvrucht hangt de grondbewerking in eerste instantie af van dit gewas. Bij inzaai in open land (braak) kan de grondbewerkingsdiepte gericht zijn op de gewenste zaaidiepte. Bij inzaai in de zomer is het wenselijk om de zaaibedbereiding ruim van tevoren uit te voren. Door de gesloten ligging houdt de grond meer vocht vast. Onkruiden worden gestimuleerd om te kiemen en kunnen vervolgens volvelds mechanisch verwijderd of doodgespoten worden.

Bij inzaai onder een dekvrucht is een gescheiden zaai het beste voor een regelmatige verdeling. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van een machine met een dubbele zaaibak. Gemengd zaaien wordt afgeraden. Er treedt ontmenging op en de optimale zaaidiepte is vaak verschillend. Bij zaai onder wintergraan zal de veerdruk van de zaaipijpen hoog moeten zijn om voldoende diepte te bereiken.