Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-02-1994

Teelthandleiding karwij - bemesting

Dit deel van de teelthandleiding karwij gaat in op de bemesting van karwij.

Stikstofbemesting winterkarwij

Het effect van de stikstofbemesting hangt af van verschillende factoren, zoals de ontwikkeling van de planten en de weersomstandigheden in verband met de mineralisatie van de organische stof.

Wanneer de dekvrucht het veld heeft geruimd, is een stikstofbemesting in karwij noodzakelijk in verband met de diktegroei van de wortel. Op een rijke stoppel (bijvoorbeeld erwten) kan 30 tot 40 kg zuivere stikstof per ha worden gegeven. Op een arme stoppel (granen) is een gift van 80 kg N per ha nodig. De gift moet kort na de oogst van de dekvrucht gegeven worden. Uit onderzoek dat in 1966/1967 door het CAR te Goes werd uitgevoerd, bleek dat bij een lage stikstofbemesting in het najaar de optimale voorjaarsgift lager was dan bij een hogere gift in het najaar. Bij een goede najaarsgift lag de opbrengst op een hoger niveau en bleef de opbrengst door verhoging van de voorjaarsgift verder toenemen.

De voorjaarsstikstofgift van winterkarwij moet vroeg gegeven worden. Geadviseerd kan worden om 100 à 125 kg N per ha minus de bodemvoorraad N-mineraal te strooien. Zonder bepaling van de bodemvoorraad is 75 à 100 kg N per ha de richtlijn. Bij een peulvrucht als dekvrucht is de gift lager dan bij een graan als dekvrucht. Hogere giften maken een gewas gevoeliger voor verbruiningsziekte en rattekeutelziekte en verhogen het legeringsrisico. Het ras Bleija is minder stevig dan de loszadige rassen. Gelegerde karwij rijpt doorgaans zeer onregelmatig af, waardoor de vaststelling van het juiste oogsttijdstip moeilijk is. Bij loszadige karwijrassen kunnen hierdoor zaadverliezen ontstaan. In een gelegerd gewas kan de aantasting door rattekeutelziekte en verbruiningsziekte sterk toenemen.

Vooral bij schrale gewassen is het zinvol om bij het schieten tot begin bloei een overbemesting te geven van 30 à 45 kg N per ha. Later strooien kan het oliegehalte negatief beïnvloeden (Floot, 1990).

Stikstofbemesting zomerkarwij

Voor zomerkarwij geven de eerste teeltervaringen aan dat een stikstofgift van 80 kg N per ha nodig is. Het gewas moet wat schraal opgroeien. Op een rijke bodem moet de gift dus zeker lager zijn. Legering zal de toch al late afrijping verder vertragen.

Fosfaat- en kalibemesting

De fosfaat- en kalibehoefte van karwij komt overeen met de behoefte van onder andere suikerbieten en vlas. De optimale bemesting hangt af van de bemestingstoestand van de bodem. Bij een Pw-getal van 25 en een kaligetal van 18 is het advies respectievelijk 95 kg P2O5 en 80 kg K2O per ha.

De gehalten aan P2O5 en K2O van het zaad zijn 1,5 en 1,8 %. In het stro zijn de gehalten 0,3 en 2,4 %. De opname door het totale gewas bedraagt, afhankelijk van de produktie, ongeveer 40 kg P2O5 en 170 kg K2O per ha. De afvoer door het zaad bedraagt voor beide elementen ongeveer 25 kg per ha.

In karwij kan kaligebrek optreden. De symptomen kunnen reeds in de herfst bij jonge planten optreden en worden in het volgende voorjaar duidelijker. Eerst worden de bladpunten bruin, daarna krijgt het blad een bronsachtige kleur, waardoor een gele tint loopt. De verkleuring breidt zich over het gehele blad uit. Tenslotte verdroogt het blad en krijgt een zwartbruine tint. Ook de stengels zijn zeer donker van kleur. Door een voldoende kalivoorziening wordt het gebrek voorkomen. Een bemesting of bespuiting met kalisulfaat kan de aantasting opheffen.