Publicatie datum: 30-04-2004
Teelthandleiding groenbemesters - Vlinderbloemigen
In dit hoofdstuk van de teelthandleiding groenbemesters worden algemene aspecten van vlinderbloemige groenbemesters besproken.
De vlinderbloemigen behoren al heel lange tijd tot de belangrijkste groep van gewassen voor de land- en tuinbouw. Al in de oudheid dienden ze als N-bron, en ook in de moderne akkerbouw kunnen ze nog steeds een belangrijke functie vervullen. Vooral op biologische bedrijven, maar ook op gangbare bedrijven, kunnen ze een aanvulling op de bemesting vormen. De belangrijkste eigenschap van de vlinderbloemigen is namelijk het stikstofbindend vermogen. Vlinderbloemigen leven in symbiose met bepaalde bacteriën (Rhizobium-bacteriën), en deze bacteriën zijn er de oorzaak van dat aan de wortels knolletjes ontstaan. Met deze zogenaamde stikstofknolletjes is de plant in staat stikstof uit de lucht te binden. Vlinderbloemigen verrijken op deze manier de grond met stikstof en ze leveren bovendien een hoogwaardige, stikstofrijke humussoort op.
Vlinderbloemigen worden veelal onder dekvrucht geteeld, vaak een graangewas. Nadeel is dat bij de oogst van de dekvrucht onder minder gunstige omstandigheden veel schade aan de groenbemester kan optreden. Een ander nadeel van vlinderbloemigen is dat ze gevoelig zijn voor de meeste herbiciden. Dit maakt een onkruidbestrijding in de dekvrucht heel moeilijk. Daarom komen vlinderbloemigen als groenbemester onder dekvrucht alleen in aanmerking op vrij schoon land.