Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 30-04-2004

Teelthandleiding groenbemesters - Spurrie

Dit hoofdstuk van de teelthandleiding groenbemesters gaat in op diverse aspecten van spurrie.

Algemeen

Spurrie is een cultuurgewas dat tot de muurachtigen behoort. Het werd vroeger veel geteeld op de zandgronden als voedergewas. De plant heeft lijnvormige bladeren die in kransen om de stengel zijn gerangschikt en bloeit met kleine witte bloemen. Spurrie groeit in Nederland in het wild op schrale zandgronden. Het is ooit een belangrijk stoppelgewas geweest. In het begin van de 20e eeuw werd er nog 3600 ha van verbouwd. Op dit moment is het vrijwel geheel verdwenen. De opbrengst is dan ook niet erg hoog, maar het gewas heeft wel een aantal bijzondere eigenschappen, zowel gunstige als ongunstige. Spurrie heeft een snelle ontwikkeling, mislukt zelden, behoeft zeer weinig mest en is bij uitstek geschikt voor droge, zure, vaak ook arme lichte zand- en dalgronden. (Onder wat betere omstandigheden neemt de opbrengst en de slagingskans natuurlijk wel toe). Daar staat tegenover het gevaar voor opslag, dat zeer hardnekkig kan zijn.

Zaaien

Spurrie stelt geen eisen aan de vruchtwisseling. Elke stoppel die vroeg genoeg is komt in aanmerking. In het verleden werd spurrie vaak na rogge verbouwd. De zaaitijd is van eind juli t/m eind augustus. Na half augustus kan beter geen reuzenspurrie meer gezaaid worden. Spurrie kan breedwerpig gezaaid en ingewerkt worden; bij rijenzaai is de beste afstand 10-15 cm. Per ha wordt ongeveer 20 kg gewone of 30 kg reuzenspurrie gezaaid op een diepte van 1-2 cm. Het duizendkorrelgewicht is 1-2 gram. De groeiperiode van gewone spurrie is zo'n 6-8 weken en die van reuzenspurrie 9-12 weken. Het zaaibed moet erg fijn zijn; een diepe grondbewerking is niet nodig. Vrijwel alle ondiep werkende werktuigen zijn geschikt voor de stoppelbewerking, liefst gecombineerd met een verkruimelrol.

Rassenkeuze

Er bestaan van spurrie twee soorten, de gewone spurrie en de reuzenspurrie. De gewone spurrie groeit sneller en komt ook sneller in bloei dan de reuzenspurrie. Meestal geeft gewone spurrie een iets hogere opbrengst, behalve als er vroeg gezaaid kan worden. Reuzenspurrie ontwikkelt zich iets trager en is grofstengeliger en steviger. Deze soort is het meest geschikt als groenbemesting; gewone spurrie wordt meestal voor veevoederdoeleinden gebruikt.

Bemesting

Spurrie is een gewas dat bij uitstek geschikt is om de laatste voedingsstoffen uit de grond te halen. Het levert zonder bemesting meestal nog een prima gewas, maar laat dan ook zeer arm land na als het gewas wordt afgevoerd (veevoeder). Als het gewas wordt ondergeploegd komen de onttrokken voedingsstoffen in het volgende jaar natuurlijk weer gedeeltelijk beschikbaar voor het volggewas. Meestal wordt spurrie niet bemest maar het is erg gunstig om het gewas een kleine hoeveelheid stikstof mee te geven.

Ziekten

Spurrie is een muurachtige en niet verwant aan bekende cultuurgewassen. Voor zover bekend wordt het gewas niet belaagd door ziekten en plagen.

Plagen

Spurrie is een muurachtige en niet verwant aan bekende cultuurgewassen. Voor zover bekend wordt het gewas niet belaagd door ziekten en plagen.

Onkruiden

Normaal gesproken is de grondbedekking snel en goed zodat onkruid geen serieus probleem vormt, maar op erg vuil land is spurrie toch niet tegen het onkruid opgewassen en moet van de teelt worden afgezien. Het onkruidonderdrukkend vermogen is minder dan van bladrammenas of gele mosterd.

Aaltjes

Niets over bekend.

Onderwerken

Bij begin bloei dient spurrie gemaaid te worden om opslagproblemen te voorkomen. Na het maaien vormen gewasresten geen probleem omdat hergroei niet of nauwelijks plaatsvindt en het gewas erg vorstgevoelig is en doodvriest. Het gewas is gemakkelijk onder te ploegen.

Opslag

Het grootse nadeel van spurrie is dat het gewas zeer snel zaad vormt en dan veel opslag geeft in de volggewassen. Doordat de reuzenspurrie 2 à 3 weken later bloeit dan de gewone is deze ook beter geschikt als groenbemester, tenzij er laat gezaaid wordt (na half augustus). In alle gevallen moet er bij het begin van de bloei, in ieder geval voordat er zaad gevormd wordt, worden gemaaid om opslag te voorkomen. Dit is meestal in oktober.

Drogestofopbrengst

Gemiddeld brengt spurrie zo'n 20 ton verse massa op met een drogestofgehalte van 13%. Dit komt neer op gemiddeld 2.600 kg drogestof aan bovengrondse delen. Daarnaast zijn er dan nog de gewas- en wortelresten die hier door de geringe wortelontwikkeling nog slechts zo'n 300 kg drogestof aan toevoegen. Geen bijzonder hoge opbrengst maar het gewas realiseert dit wel op gronden waarop andere gewassen dit niet zouden halen. Op deze arme gronden is het beter spurrie niet als veevoer af te voeren maar onder te ploegen. Spurrie is wel een uitstekend veevoer. Het wordt niet ingekuild maar in het najaar op stal als groenvoer benut.

Teeltkosten

De zaaizaadkosten van spurrie zijn onbekend; het gewas wordt weinig meer geteeld. De stikstofbemesting is beperkt of wordt achterwege gelaten. Vóór het inzaaien (als stoppelgewas) is een grondbewerking en/of een zaaibedbereiding nodig. Voor het onderploegen (bij begin bloei) dient het gewas gemaaid te worden.
Materiële kosten:
zaaizaad: 30 kg = € ??
N-bemesting: 30 kg à € 0,50 = € 15