Publicatie datum: 30-04-2004
Teelthandleiding groenbemesters - Engels raaigras
In dit hoofdstuk van de teelthandleiding groenbemesters worden diverse aspecten van Engels raaigras nader belicht.
Algemeen
Engels raaigras is een van de meest populaire grasgroenbemesters. Het is een grassoort die meestal onder dekvrucht wordt ingezaaid. Het voordeel van Engels raaigras is de intensieve beworteling. Het is een soort die minder hoog in de dekvrucht groeit en ook bij vroeg zaaien niet doorschiet. Risisco op zaadvorming en opslagproblemen zijn daarom bij Engels raaigras beperkt. Engels raaigras heeft een mindere bovengrondse ontwikkeling dan Italiaans raaigras. De grondbedekking is vrij traag en de onkruidonderdrukking daardoor ook matig. De meeste tetraploïde rassen groeien echter vlot en zijn vrij gezond. Veel percelen Engels raaigras worden in het najaar beweid of er wordt een snede gras van geoogst.
Zaaien
Het tijdstip van inzaai (onderzaai) is afhankelijk van de bladrijkheid van de dekvrucht. Bij een (te verwachten) zware dekvrucht dient er al eind februari – begin maart gezaaid te worden; bij minder bladrijke gewassen kan er nog tot half april gezaaid worden. Onder wintertarwe is 20-25 kg zaad per ha nodig. Bij zomergranen, erwten en vlas is Engels raaigras de ideale groenbemester omdat het gemengd met het zaad van de dekvrucht gezaaid kan worden. Per ha is dan 15-20 kg nodig. Het zaad van tetraploïde rassen is zwaarder dan dat van diploïde rassen. Houdt bij tetraploïde rassen de hoogst vermelde zaaizaadhoeveelheid aan. Inzaai is mogelijk vanaf half februari. Belangrijk bij het gecombineerd zaaien is dat er niet te diep gezaaid wordt anders kan het gras onvoldoende boven komen. Bij stoppelzaai komt Engels raaigras alleen in aanmerking wanneer er vóór augustus gezaaid kan worden. Dit is o.a. mogelijk op een deel van het bollen- en erwtenareaal.
Rassenkeuze
De rassenlijst biedt een ruime keuze aan rassen. De voorkeur gaat uit naar tetraploïde rassen. Deze geven een vlotgroeiend gewas dat weinig door ziekten (voornamelijk kroonroest) wordt aangetast. Zowel voor tetraploïd Engels raaigras, tetraploïd Italiaans raaigras als tetraploïd Westerwolds raaigras worden voor groenbemesting geen specifieke rassen aanbevolen. Bruikbaar zijn de tetraploïde rassen die voor voeder- en/of groenbemestingsdoeleinden in de Nationale Lijst zijn opgenomen.
Tetraploide rassen niet zaaien onder vlas en eventueel erwten. Bij vroege legering groeien deze gewassen door de dekvrucht heen en veroorzaken oogstproblemen.
Bemesting
Na de oogst van de dekvrucht is het noodzakelijk om aan een grasgroenbemester een stikstofbemesting te geven voor het stimuleren van de groei. Dit geldt ook voor groenbemesters die in de stoppel worden gezaaid. De hoogte van de stikstofgift hangt af van het doel waarvoor u de groenbemester teelt. Meer stikstof betekent meer blad en (in verhouding) minder wortels. Teelt u de grasgroenbemester vooral om de wortels (op slempgevoelige grond) dan moet de stikstofgift beperkt worden tot 50 kg N per ha. Na een voorvrucht die veel stikstof achterlaat (erwten, pootaardappelen) is meestal geen stikstof nodig. Bij het onderwerken van stro moet de gift wat hoger zijn. Stro legt per ton circa 7 kg N vast.
De stikstof die door de grasgroenbemester wordt opgenomen komt voor een belangrijk deel beschikbaar aan het volggewas. Door de vrij hoge C/N- verhouding verloopt de vertering traag en gaat relatief weinig stikstof verloren door uitspoeling in de winter.
Ziekten
Engels raaigras kan worden aangetast door kroonroest (Puccinia coronata). Een zware aantasting gaat ten koste van de drogestof productie en (indien van toepassing) de smakelijkheid voor het vee; tetraploïde rassen zijn minder gevoelig voor kroonroest. Kroonroest komt niet voor op andere cultuurgewassen dan gras (graszaad en grasland) en een aantasting van de groenbemester heeft dan ook geen gevolgen voor een volggewas. Engels raaigras vormt wat ziekten betreft geen probleem in de vruchtwisseling.
Plagen
Naaktslakken kunnen behoorlijk in gras huishouden. In de groenbemester kunnen ze zeer hoge dichtheden opbouwen, die ook in de volgteelten tot problemen kunnen leiden. Gras als groenbemester wordt niet of nauwelijks aangetast door schadelijke insecten. Bekende aantasters van grasland zoals emelten en fritvlieg komen vooral voor in meerjarig grasland. Wanneer gras als zomerbraak of onder dekvrucht wordt geteeld kan de kniptor (Agriotus liniatus) zijn eieren afzetten in de groenbemester. De larven kunnen als ritnaalden problemen geven in de volgvrucht aardappels, bieten of maïs. Problemen bij een volggewas komen voornamelijk voor na het scheuren van een oudere zode. Na raaigrassen is er wel meer kans op een aantasting door de fritvlieg.
Onkruiden
Na de oogst van de dekvrucht ontwikkelt Engels raaigras zich erg vlot en geeft een snelle bodembedekking. Onkruid krijgt hierdoor weinig kans. Als toch een bestrijding van onkruiden nodig mocht zijn is dit goed mogelijk met diverse herbiciden.
Aaltjes
Grassen hebben wat betreft waardplantstatus voor aaltjes een slechte naam. Problemen met Trichodoriden, tabaksratelvirus en Meloidogyne fallax zijn nogal eens te herleiden tot de aanwezigheid van grassen in het bouwplan. Engels raaigras is echter de minst ongunstige onder de grassen. De vermeerdering van Meloidogyne chitwoodi en Pratylenchus penetrans is op Engels beduidend minder dan op de andere grassen. Gunstige uitzondering is dat het Noordelijk wortelknobbelaaltje (Meloidogyne hapla) sterk afneemt onder granen en grassen.
Onderwerken
Veel percelen met een grasgroenbemester worden in het najaar beweid met schapen of er wordt een snede gras van geoogst voordat de gewasresten worden ondergeploegd. Om het zogenaamde "inkuileffect" te voorkomen dient een voorbewerking te worden uitgevoerd waarbij de zode wordt verhakseld (bijvoorbeeld via frezen). Veelal wordt het gewas echter doodgespoten waarna het (na enige tijd) in één keer kan worden ondergeploegd.
Opslag
In gebieden met graszaadteelt is opslag van raaigrassen, speciaal van Italiaans en Westerwolds raaigras, een ernstig bezwaar waarmee rekening gehouden moet worden bij de vruchtopvolging. Het gewas dient daarom gemaaid te worden voordat zaadvorming optreedt. Engels raaigras heeft echter het voordeel dat het ook bij vroeg zaaien niet doorschiet.
Drogestofopbrengst
Een geslaagd gewas Engels raaigras, gezaaid onder dekvrucht, levert een totale droge stof opbrengst van circa 4200 kg per ha.
Teeltkosten
De kosten van de teelt van Engels raaigras zijn beperkt. Het zaaizaad is relatief goedkoop, en de stikstofbemesting beperkt. Behalve het inzaaien (onder dekvrucht) is er meestal nog een voorbewerking (frezen, doodspuiten) voor het ploegen nodig.
Materiële kosten:
zaaizaad: 20 kg à € 2,50 (incl. BTW) = € 50
N-bemesting: 40 kg à € 0,50 = € 20